Als hij nu Jezus van verre zag, liep hij toe, en aanbad hem. Marc. 5:6
Luk. 15:20. “En als hij nog verre van hem was, zag hem zijn vader, en werd met innerlijke ontferming bewogen; en toelopende, viel hem om zijn hals, en kuste hem.”
Deze twee teksten hebben een zekere mate van overeenkomst met elkaar: de man liep reeds van verre toe op Jezus, en de Vader loopt van verre toe om de verloren zoon te omhelzen.
Maar zij duiden evenzeer het verschil aan als de overeenkomst van onze handeling met de Heere, en handeling van de Heere met ons.
Hieruit zal voor ons veel te leren zijn.
I. De plaats van de zondaars. “Van verre.” In de schatting van de zondaars is Jezus ver weg, en de zondaar is inderdaad ver weg van God.
1. Met betrekking tot het karakter. Welk een verschil tussen de bezetene en de Here Jezus: tussen de verloren zoon en de grote Vader!
2. Met betrekking tot kennis. De bezetene kende Jezus, maar wist weinig van zijn liefde. De verloren zoon kende weinig van het grote hart van zijn Vader.
3. Met betrekking tot hoop. De mens, door een duivel bezeten, had geen hoop op herstel, of slechts een zeer flauwe hoop, en die flauwe hoop trachtten de demonen nog te vernietigen. De verloren zoon hoopte slechts als huurling te worden ontvangen: hij voelde, dat zijn zonden hem ver verwijderd hadden van de plaats van een zoon.
4. Met betrekking tot bezitting. De bezetene had de Zaligmaker niet aangegrepen, integendeel: hij riep: “Wat heb ik met u te doen?” De verloren zoon dacht, dat hij alle aanspraken op zijn Vader had verloren, en daarom zei hij: “Ik ben niet meer waardig uw zoon genoemd te worden.”
Onmetelijk is de afstand tussen God en de zondaar, hij is even groot als de afgrond tussen zonde en heiligheid, dood en leven, hel en hemel.
II. Het voorrecht van de zondaar. “Hij zag Jezus.” Zoveel kunt gij, die het meest onder Satans invloed staat, toch nog zien met betrekking tot Jezus. Gij weet, dat
1. Er zo’n Persoon is. Hij is God en mens, de Zaligmaker.
2. Hij grote dingen heeft gedaan.
3. Hij machtig is om de machten van het kwaad uit te werpen.
4. Hij ze van u kan uitwerpen, en u kan verlossen.
III. De verstandigste wijze van handelen van de zondaar. “Hij liep toe en aanbad hem.”
De bezetene was geheel verbijsterd, want hij bevond zich onder tegenstrijdige invloeden. Zijn eigen geest en de boze geest streden met elkaar.
Hij liep toe op Jezus, en aanbad Hem; doch tegelijkertijd en als in één adem riep hij: “Wat heb ik met u te doen?” Aldus worden de zondaren heen en weer geslingerd.
Maar het is de verstandigste wijze van handelen van de zondaar om op Jezus toe te lopen, want
1. Hij is de Zoon van de Allerhoogste God. (Joh. 1:34).
2. Hij is de grote vijand van onze vijand de duivel. (Hebr. 2:14)
3. Hij is overvloedig bij machte om een legioen duivelen uit te werpen.
4. Hij kan maken, dat wij gekleed en wel bij ons verstand zijn.
5. Hij vergunt ons om tot Hem te naderen en Hem te aanbidden.
De verloren zoon heeft verstandig gehandeld door zich tot zijn Vader heen te spoeden.
Dezelfde argumenten kunnen ook voor dit geval gemakkelijk worden gevonden.
IV. Het geheim van de hoop voor de zondaren. “Zijn Vader zag hem.”
1. De terugkerende zondaar werd door de alwetendheid van verre gezien.
2. Hij werd gekend, gelijk een zoon gekend is door zijn Vader.
3. Hij werd begrepen, bemind, en aangenomen door zijn Vader.
Dit is de grond van de hoop voor verlorenen, het is niet zo zeer wat zij kunnen zien, als het feit, dat de Heer van de liefde en van de genade hen ziet in al hun zonde en ellende.
V. De daad van de Vader van de zondaar. “Hij liep toe, viel hem om zijn hals, en kuste hem.”
1. Hier was grote tederheid, -“zijn Vader zag hem en werd met innerlijke ontferming bewogen.”
2. Hier was grote snelheid, -“toelopende.”
3. Hier was grote verwaardiging, -“toelopende, viel hem om zijn hals.”
4. Hier was grote liefde en genade, -“en kuste hem.” Het toelopen van de Vader maakte een einde aan de vrees van zijn zoon en bracht hem de snelle verwezenlijking van de blijde aanneming.
Laat ons toelopen op onze Zaligmaker en onze Vader.
Laten wij er ons in verblijden, dat onze Zaligmaker en onze Vader toelopen om ons te ontmoeten.
Ophelderingen.
Een naald beweegt zich in de richting van een magneet, als de magneet eens in haar nabijheid is gekomen. Ons hart openbaart een lieflijke gewilligheid voor verlossing en heiligheid, als de grote en heerlijke welwillendheid des Heeren er op gewerkt heeft. Ons betaamt het om op Jezus toe te lopen alsof dat toelopen alleen van onze zijde geschiedde; maar de verborgen waarheid is, dat de Heere toeloopt op ons, en dat is het hart van de gehele zaak.
C. H. S.
Terwijl de moeder in haar huis nederzit, hoort zij een angstgeschrei; zij herkent de stem en roept: “O het is mijn kind,” en zij werpt alles ter zijde, om het te hulp te komen. Evenzo zal ook God ontroerd worden door het geroep van zijn kinderen: “Ik heb wel gehoord, dat Efraïm zich beklaagt,” zegt de Heere. Zijn kreten drongen door tot het oor zijns Gods, en Hij werd met ontferming over hem bewogen, en daarom wendde Hij zijn macht aan om hem te verlossen.
WILLIAM GURNALL.
God zal een boetvaardig zondaar sneller vergeving schenken, dan een moeder haar kind uit het vuur zou rukken.
VIANNEY.
Als God of de mens krachtig bewogen zijn, dan houden hun voetstappen gelijken tred met elkaar. Een ziel in benauwdheid spoedt zich heen naar Jezus: God, zich ontfermende, haast zich om terugkerende afgedwaalden te ontmoeten. Een langzame tred verraadt een ongewillig hart; vandaar dat uitstel om zich te bekeren een zeer kwaad teken is. Met zonde binnen in u en Christus voor u; met de tijd, die u dringt, en de eeuwigheid, die u wacht, en de hel, die beneden u gaapt, en de hemel boven u, behoort gij, o zondaar, u wel heen te spoeden, “toe te lopen.” Met de gang als van iemand, die het begeerde wild najaagt, van iemand, die vurig verlangt de prijs te winnen, of van iemand, die aan de bloedwreker zoekt te ontkomen. Die in de hemel wil komen, moet er op “toelopen.”
C. H. S.
Een vader, die een zeer welgesteld man was, treurde over een losbandigen zoon, wiens wangedrag schande bracht over hem zelf en over zijn familie. Die “verloren zoon” vertrok naar een ander land, en jaren lang was hij als dood voor zijn vrienden en betrekkingen. Toen de gelegenheid er zich eens toe aanbood, zond de treurende vader door een vriend deze boodschap aan zijn zoon: “Uw vader heeft u nog altijd lief.” Die vriend heeft de jongeling gedurende langen tijd tevergeefs gezocht. Eindelijk zag hij hem een huis van de ondeugd binnentreden. Hij riep hem, en daar ter plaatste, laat in de avond, gaf hij hem de boodschap van zijn vader. Het hart van de loszinnigen speler werd ontroerd. Het denkbeeld, dat zijn vader hem nog liefhad, en hem vergiffenis wilde schenken, verbrak Satans tovercirkel. Hij verliet zijn losbandige levenswijze en keerde terug tot zijn vader. O hoe groot is de macht van zo’n boodschap van de onvervreemdbare liefde Gods!
“THE PREACHERS COMMENTARY.”