Laat Jeruzalem in uw hart opkomen. Jer. 51:50
De gevangenen in Babylon worden vermaand Jeruzalem te gedenken, –
Omdat daar de tempel van hun God is geweest.
Om hen te weerhouden van zich in Babylon te vestigen.
Om hen naar de heilige stad te doen verlangen.
Om hen te bereiden om daarheen weer te keren.
Voor ons zijn er even gewichtige redenen om het Nieuwe Jeruzalem te gedenken. Wij zijn maar al te zeer geneigd om ons geestelijk burgerschap te vergeten, vandaar dat wij de tekst uit twee verschillende oogpunten zullen beschouwen.
I. Er is een Jeruzalem hier beneden, dat in ons hart, d.i. in onze herinnering, moet komen.
De kerk van de levende God is onze heilige stad, de stad van de grote Koning en wij moeten haar gedenken en in ons hart hebben,
1. Om ons te verenigen met haar burgers. Wij moeten ons bij hen voegen in onze openlijke geloofabelijdenis van Christus, in Christelijke liefde en wederzijds hulpbetoon, in heilige arbeid, aanbidding en gemeenschap, enz.
2. Om te bidden voor haar voorspoed. Telkens als het goed met ons staat in het gebed, moeten wij van de zaak Gods gedachtig zijn. Ons venster, evenals dat van Daniel, moet open zijn tegen Jeruzalem aan.
3. Om te arbeiden aan haar welvaren. Wij behoren haar te gedenken in de toebedeling van ons geld, het gebruik van onze tijd, van onze talenten, van onze invloed, enz.
4. Om haar voorrechten te verkiezen boven al het aards gewin. Wij behoren deze voorrechten mee in overweging te nemen bij de keuze van onze woonplaats, van onze bezigheden, enz. Voor veel belijders is dit een zaak van zeer gering aanbelang.
5. Om te handelen in overeenstemming met haar heilig karakter. Wij moeten over de plaats van ons burgerschap geen oneer brengen. Gods volk moet zijn naam en zijn zaak niet onteren door in de zonde te leven.
6. Om over haar verval en haar overtredingen te wenen. Gedenkt hoe onze Heere over Jeruzalem geweend heeft, en hoe Paulus geweend heeft over de vijanden in de gemeenten. #Lu 19:41 Php 3:18.
Ach! dat alle Christenen meer belang stelden in de kerk van God!
Het zou goed zijn, zo in al onze blijdschap en smart de zaak Gods als een gouden draad was ingevlochten. Het is een slecht vaderlander, die zijn land vergeet en hij is geen Christen, die de gemeente niet in het hart draagt.
II. Er is een Jeruzalem hier boven, dat in ons hart moet opkomen.
1. Laten de gelovigen daar dikwijls met hun gedachten heengaan, want Jezus is daar, onze ontslapen broeders zijn daar, ons eigen thuis is daar en daar moeten onze hoop en onze begeerten altijd naar uitgaan.
Het moet in ons hart opkomen:
Bij onze aardse genietingen, opdat wij niet wereldsgezind worden.
Bij onze dagelijkse beproevingen; opdat wij niet vertwijfelen.
Bij ons maatschappelijk verkeer, opdat wij van onze vrienden van heden geen afgoden maken.
Bij het verlies, dat wij lijden door de dood van vrienden of bloedverwanten; opdat wij niet boven mate treuren.
Bij het toenemen van de jaren, opdat wij uitzien naar onze eeuwige woning.
Bij de dood, opdat het gezicht van de heerlijkheid onze laatste uren mag verhelderen.
Te allen tijde, opdat onze wandel zij in de hemelen.
2. Laten de onbekeerden ook zulke gedachten toelaten in hun hart, want wel mogen zij zich afvragen:
Wat zal het zijn, als ik de hemel nooit binnenga?
Zal ik mijn godvruchtige bloedverwanten nooit wederzien?
Waar moet ik dan heengaan?
Kan ik hopen, dat mijn tegenwoordig leven mij naar de hemel zal brengen?
Waarom kies ik het rechte pad niet?
Ongelovigen komen om: waarom behoor ik tot hen? Wens ik om te komen?
Hoe kan ik hopen de hemel binnen te gaan, indien ik er niet eens aan denk, ja zelfs niet denk aan de Heere, die er regeert?
Zulle gedachten zullen in ons hart opkomen, indien wij ze willen toelaten.
Zullen wij de deur van ons hart niet terstond ontsluiten en de hemelse bezoekers binnen laten en ze binnen laten blijven?
Het kan zonde zijn om naar de dood te verlangen, maar ik ben er zeker van, dat het geen zonde is, om naar de hemel te verlangen.
MATTHEW HENRY.