Zal het van u zijn, hoe Hij iets vergelden zal, omdat gij hem versmaadt? Zou gij dan verkiezen en niet ik? Wat weet, gij dan? Spreek. Job 34:33
Het is nooit verstandig om met God te twisten. Vooral niet omtrent de zaligheid.
Geen zondaar, die vergeving zoekt, moet zo dwaas zijn om met zijn vrijmachtige Heer te twisten.
I. Een vraag. “Zal het van u zijn?” dat is: zal het naar uw mening, uw goedvinden zijn? (1)
Moet het plan van de zaligheid naar uw zin zijn beraamd? Moeten zij, die voorwenden boetvaardigen te zijn, dictators worden?
1. Wat is het, dat u niet naar de zin is? Is er iets laakbaars in het plan van de verlossing? Is het te veel uit genade? Is het te eenvoudig? Is het te algemeen? Is het te vernederend? Keurt gij de methode van de plaatsbekleding af? Rebelleert gij tegen de Godheid van onze Zaligmaker? Is er een oorzaak tot aanstoot in de wijze, waarop de verlossing gewerkt is. Ergert u het kruis? Hebt gij een tegenzin tegen het werk van de Heilige Geest? Zijn zijn werkingen te grondig? Is de wedergeboorte te geestelijk? Is heiligheid te lastig? Zijn zijn eigen eisen te nauwkeurig? te Puriteins? Zijn zijn eigen stellingen te vernederend? Klagen zij u te veel aan? Is zijn eigen diensttijd te lang? Zou gij de voorkeur geven aan een tijdelijk geloof? een voorbijgaande gehoorzaamheid?
2. Moeten de dingen niet zijn zoals God het wil? Hij is de Gever van de zaligheid; zal Hij met het zijne niet doen wat Hij wil?
3. Is Gods wil niet het beste? Is de Oneindig Goede niet de beste Bestierder en Regeerder?
4. Moeten de zaken geregeld worden overeenkomstig de wens van de onwetende, wispelturige, zwakke, zelfzuchtige en kortzichtige mens?
5. Waarom moet uw wil oppermachtig zijn? Waarom niet de wil van iemand anders? Gij ziet er voor een ander de ongerijmdheid van in, waarom ook niet voor uzelf?
II. Een waarschuwing. “Hij zal het vergelden, of gij weigert, of verkiest.” (2)
Of de zondaren de verlossing aannemen of weigeren, –
1. God zal zijn welbehagen doen.
2. God zal de zonde straffen.
3. God zal Christus verheerlijken door bekering van zondaren.
4. God zal in tegenwoordigheid van het geheel heelal zijn naam groot maken.
5. God zal zijn werk van de genade ten uitvoer brengen op de wijze zoals Hem goeddunkt en geen tittel of jota zal Hij er van veranderen om de ijdele mens te behagen.
III. Een protest. “En niet ik?”
1. Ik ben niet de persoon, met wie getwist moet worden. Gij hebt niet te doen met de mens maar met God. “Hij zal het vergelden”… en niet ik. Daarom is bedrog noch tegenstand van enig nut; want daarmee zou gij wel een sterveling maar niet de Eeuwige kunnen overwinnen.
2. Ik zal voor u niet aansprakelijk zijn. Gij zelf zondigt, en zult dit hebben te verantwoorden, en geen vriend of leraar kan in uw plaats staan, als God uw zonde vergeldt.
3. Ik wil niet delen in uw opstand. “Niet ik.” Wij moeten ons verre houden van medeplichtigheid met de hardnekkige, die zijn God de wet wil voorschrijven. Het is groot om beslist en duidelijk te kunnen zeggen: “Niet ik”.
IV. Een uitnodiging. “Wat weet gij dan? Spreek”.
1. Gebruik uw vrijheid. Kies of verwerp; het is op uw eigen risico.
2. Gebruik, uw verstand. Draag zorg, dat gij door eigen opmerking en ervaring weet en laat uw beslissing gegrond zijn op uw eigen ontwijfelbare wetenschap.
3. Gebruik uw invloed en spreek zoals gij denkt; maar weet, wat gij doet, want gij zult rekenschap hebben te geven van uw woorden.
4. Oefen liever uw waarheidsliefde en getuig van feiten, dan dat gij de wijze van handelen van de Heere critiseert.
Vit niet op Gods wijze van genade te verlenen, want gij kunt die stellig niet veranderen en indien gij ze kon veranderen, dan zou gij ze toch niet kunnen verbeteren.
Voeg u niet bij anderen in hun vitten. Het mag in zwang zijn om te kritiseren en te twijfelen, maar het doet kwaad, is aanmatigend en oproerig. Twijfelaars kunnen onder hun gelijken in hoog aanzien staan, maar het zijn al met al toch erbarmelijke wezens. Die wijzer willen zijn dan God, zijn grote dwazen.
Beslis voor uzelf; maar laat het wezen met kennis van zaken en met nadenken; en als gij beslist hebt, denk dan niet, dat iedereen zich moet buigen voor uw oordeel. Buig voor de Heere, laat uw oordeel onderworpen zijn aan de waarheid. Dat is beter dan om over anderen te heersen.
(1) Zie de vorige schets.
(2) Naar de Engelse overzetting.