De christen sterft nooit te laat. Die oude vrouw is tachtig jaar oud. Zij zit in een ellendige kamer, bevend bij een handvol vuur. Zij wordt door de liefdadigheid onderhouden. Zij is arm en ellendig. Iedereen zegt: ’Waartoe is zij nut? Vroeger is zij mogelijk van enig nut geweest; maar zie haar nu eens aan! Zij kan ternauwernood eten en haar voedsel moet haar in de mond gestoken worden. Zij kan niet lopen. Wat voor nut heeft haar leven nog?’ Keur het werk van uw Meester niet af. Hij is een te goede landman om zijn tarwe te lang op het veld te laten. Ga haar eens bezoeken en u zult beschaamd worden. Laat haar spreken, en zij zal u dingen vertellen, die u gedurende uw gehele leven vreemd bleven. Of, als zij niet meer spreken kan, dan zal haar stille, opgeruimde onderwerping u leren, hoe ook u zich onder het lijden te gedragen hebt; zodat er toch iets is, dat u nog van haar leren kunt. Zeg niet: het oude blad hangt te lang aan de boom. Een insect kan zich daar nog in ontwikkelen en er zijn woning van maken. Nee, zeg niet: het dorre blad moest reeds lang zijn afgevallen. De tijd zal komen, dat het zachtjes op de grond zal vallen, maar ook dan nog blijft het liggen, om de onnadenkenden te waarschuwen tegen de broosheid van het leven.