Maar Ruth zei: Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten om van achter u terug te keren: want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten; uw volk is mijn volk en uw God mijn God. Ruth 1:16
Uit is een moedige en vrijmoedige belijdenis van het geloof en zij wordt afgelegd door een vrouw, een jonge vrouw, een arme vrouw, een weduwe, een vreemdelinge. Haar schoonmoeder moet er niettegenstaande haar zware beproevingen, door bemoedigd en vervrolijkt zijn geworden, omdat haar groot tijdelijk verlies vergezeld ging van een nog groter geestelijk gewin. Zij verloor haar huis in Moab, maar vond de ziel van haar dochter. Naomi’s terugkeer naar haar plaats bracht Ruth tot beslissing. Als Christenen in overeenstemming leven met hun belijdenis, dan gebeurt het dikwijls, dat hun kinderen en vrienden bekeerd worden.
I. Liefde tot de Godsvruchtigen moet Godsvrucht in ons opwekken.
Vele krachten werken hiertoe mede.
1. De invloed van het samenzijn. Wij behoren meer te geven om Godvruchtige mensen dan om Goddelozen. Voor de invloed van de Godvruchtigen behoren wij immer ons hart open te stellen.
2. De invloed van de bewondering. Navolging is de oprechtste lof: wat wij liefhebben volgen wij na. Laat ons dus de heiligen navolgen.
3. De invloed van onderwijs. Als wij van een onderwijzer leren, zal dit op verschillende wijzen inwerken op ons leven en ons karakter. Onderwijs is een soort van vorming.
4. De invloed van de eerbied. Zij, die ouder, wijzer en beter zijn dan wij, boezemen ons een grote achting in en brengen ons er toe om hun voorbeeld te volgen.
5. De invloed van de begeerte om hen te verblijden. Dat behoort velen van ons er toe te brengen om acht te geven op het woord, gewillig te zijn om met Christelijke vrienden mee te gaan ter aanbidding en gaarne naar hun gesprekken te luisteren; want wij weten dat hen dit zeer welgevallig zal zijn.
6. De invloed van de vrees voor scheiding. Het zal iets ontzettends zijn, om voor eeuwig gescheiden te zijn van de geliefden, die onze zaligheid zoeken. Het is zelfs pijnlijk om hen aan de Tafel van de Heere te verlaten, als zij daar kunnen aanzitten en wij niet.
II. De voornemens om een Godvruchtig leven te leiden zullen op de proef worden gesteld.
1. Door de armoede van de Godvruchtigen en door hun andere beproevingen. Naomi bezat geen penning, toch zei Ruth tot haar: “Val mij niet tegen, dat ik u zou verlaten.” Arme heiligen zijn dikwijls verachte heiligen en jongelieden zijn maar al te zeer geneigd om de Godsdienst van de armen te minachten.
2. Door de kosten te berekenen. Gij zelf zult moeten uitgaan van uw vrienden, gelijk Ruth gedaan heeft. Gij zult het lot moeten delen van Gods volk, gelijk Ruth Naomi’s lot gedeeld heeft. (Hebr. 11:24–26).
3. Door het teruggaan van anderen. Orpa ging terug met een kus, gelijk velen doen, die voor een tijd wel liepen. Het teruggaan van “Plooibaar” moet “Christenen” de moed niet benemen.
4. Door de plichten, die de Godsdienst met zich brengt. Ruth moest op het veld arbeiden. Sommige hoogmoedige mensen willen zich niet onderwerpen aan de regels van Christus huis en aan de verordeningen, die het dagelijks leven van de gelovigen beheersen.
5. Door de schijnbare koelheid van de gelovigen. Naomi poogt haar niet te overreden om bij haar te blijven, juist het tegendeel. Zij was een voorzichtige vrouw en zij wilde niet dat Ruth met haar zou gaan door drang, maar uit overtuiging.
6. Door de stille smart van sommige Christenen. Naomi zei: “Noemt mij niet Naomi, noemt mij Mara.” Er zullen altijd mensen zijn, die bezwaard zijn van geest, maar dit moet ons niet verhinderen om de Heere te volgen.
II. Zodanige Godzaligheid moet voornamelijk liggen in het kiezen van God.
1. Dit is de onderscheidende bezitting van de gelovige “Uw God is mijn God.”
2. Zijn groot, voornaam geloofsartikel. “Ik geloof in God.”
3. Zijn Heerser en Wetgever. “Doet mij treden op het pad van uw geboden.” (Ps. 119:35).
4. Zijn Onderwijzer. “Heere maak mij uw wegen bekend, leer mij uw paden.” (Ps. 25:4).
5. Zijn Steun en zijn Betrouwen. Zie (Ruth 2:12). “Deze God is onze God eeuwig en altoos; Hij zal ons geleiden tot de dood toe. (Ps. 48:14).
IV. Maar het behoort ook mee te brengen het verkiezen van zijn volk.
“Uw volk is mijn volk.” Er wordt ongunstig over hen gesproken door het andere koninkrijk. Zij zijn niet alles wat wij wensen, dat zij zijn zullen. Zij zijn geen volk waarvan veel voordeel te behalen is. Maar Jehova is hun God en zij zijn volk. Ons eeuwig erfdeel is ook van hen. Er is onder hen een nabestaande. De ware Boaz is gewillig om ons tot zich te nemen en ons erfdeel te lossen.
Laat ons beslist, wel overlegd, ootmoedig, standvastig, blijmoedig en onmiddellijk onze keuze doen voor God en zijn heiligen; hun woonplaats aannemen in deze wereld, en met hen gaande waar zij heengaan. Wat zeggen onze hoorders hiervan? Wilt gij u aansluiten bij uw Godvruchtige bloedverwanten? of slaat gij thans een andere weg in en kiest gij alzo een ander einde dat ver verwijderd is van dat van hen?
Lichten.
Zeer dikwijls heb ik gezien; dat liefde voor een moeder in het jonge hart de begeerte heeft geplant om moeders God te leren kennen. Het denkbeeld van een scheidende vader nooit weer te zien heeft zeer dikwijls de kinderen er toe geleid om de Heere te zoeken. Is menselijke liefde geen zeer gepast middel om hemelse liefde op te wekken? Door hun verlangen om in moeders armen te zijn worden kleine kinderen er toegebracht om te lopen. Velen hebben hun eerste pogingen om tot het geloof te komen aangewend omdat zij verlangden aan teder beminde ouders genot te verschaffen.
De bekeerde vrijgemaakte slaaf heeft op gelukkige wijze zijn besliste aanhankelijkheid aan Christus uitgedrukt, toen hij zei “Ik ben nu veilig en wel de “keer–terug–hoek” voorbij. Ik moet nu nog de hele reis naar huis doen. En als gij mij hier boven niet aan de eerste van de twaalf poorten ziet, zie dan maar eens naar mij aan de tweede, want ik moet er heen komen.” Helaas! er zijn duizenden in onze gemeenten, die de “keer–terug–hoek” nooit voorbijkomen.
DR. CUYLER.
De kracht van het Christelijk karakter, stralende in het gelaat, in de houding en in de sprake een Christen komt treffend uit in het volgende voorval: –Een Afghaan bracht eens een uur door in het gezelschap van Dr. William Marsh. Toen hij later hoorde dat Dr. Marsh was overleden, zei hij: “Zijn Godsdienst zal nu mijn Godsdienst zijn, zijn God mijn God; want ik moet heengaan waar hij is en zijn aangezicht weer aanschouwen.”
Ik weet, dat zijn zak en as beter zijn dan de vrolijkheid van de dwaas.
RUTHERFORD.
In een gedenkschrift van de eerwaarde G.G. Letters wordt geconstateerd, dat hij op een zondagavond–bidstond bekeerd werd. Op dezelfde avond zat zijn moeder met haar kinderen bij het vuur, en sprak van het genot dat zij er in zou smaken, indien zij allen, het gehele gezin op de grote weg van de koning wandelden. Plotseling sprong George op, en rondziende, zei hij met kalme, vastberaden stem, “Ik voor mij tenminste heb besloten Christus te volgen.
Openlijke eenheid met het volk van God is zeer begerenswaardig. Het zou van ontrouw getuigen in een soldaat, zo hij het uniform niet wilde dragen en weigerde zijn plaats in te nemen in de gelederen. Het is waar, hij zou alleen en op eigen gelegenheid kunnen strijden; maar dat zou waarschijnlijk een heel droevig einde hebben. Indien Gods volk zich van ons niet wil schamen, dan behoeven wij ons voorwaar ook van hen niet te schamen. Ik zou niet graag als dief verkleed in een publieke vergadering komen; ik geef de voorkeur aan mijn eigen kleren en ik kan niet begrijpen hoe Christenen het uithouden om het gewaad van wereldlingen te dragen.