Een ieder neme een lam, naar de huizen van de vaders, een lam voor een huis; maar indien een huis te klein is voor een lam, zo neme hij het en zijn nabuur, de naaste aan zijn huis, naar het getal van de zielen, een ieder naar dat hij eten kan; gij zult rekening maken naar het lam. (Ex. 12:3-4)
Het lam moest gegeten worden, geheel en al gegeten, door allen, en terstond gegeten. De Here Jezus moet in de ziel ontvangen worden als haar spijs, en dit moet geschieden met de gehele Christus, door een ieder van de zijne, en het moet thans, in deze eigen ogenblik geschieden. Het gehele onderwerp van het Pascha is uiterst leerrijk. Wij zullen ons bepalen bij de bijzonderheden van dit vers.
I. De tekst herinnert ons aan een eerste voorrecht.
1. Dat een ieder in Israel zelf het Pascha at; “een ieder naar dat hij eten kon.” Zo spijzigen wij ons met Jezus, een ieder naar dat zijn begeerte tot die hemelse spijze; zijn kracht en bekwaamheid, er hem toe in staat stellen.
2. Naar datzelfde kostelijke gerecht behoort door het gehele gezin te worden genoten; “een lam voor een huis.” O dat de beide ouders en dat al de kinderen en dienstboden deel mochten hebben aan Christus! Door onderwijs en opvoeding, door gebed en door een heilig voorbeeld moet deze gunst worden verkregen, want de Heilige Geest zal er zijn zegen aan toedoen. Laten deze twee voorrechten niet worden veracht. Laat niemand tevreden zijn zonder zijn persoonlijke zaligheid, of zonder de zaligheid van geheel zijn gezin. Beiden zijn ons beloofd in de vermaarde tekst: “Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.”
II. Met betrekking tot een zekere gebeurtenis, zwijgt de tekst.
1. Het lam was nooit te klein voor een gezin; en gewis, ook zelfs voor de grootste gezinnen is de Here Jezus nooit te klein, ook zelfs niet voor de zondigste mensen.
2. Er is geen reden om spaarzaam te zijn in ons gebed, uit vrees, dat wij te veel vragen.
3. Noch om onze arbeid te staken, omdat de Here Jezus ons geen kracht genoeg, of genade genoeg kan geven.
4. Noch onze hoop op de zaligheid voor geheel ons gezin te beperken, vanwege een veronderstelde engheid in het plan, de voorziening of de bereidwilligheid van de Heere om te zegenen.
“Een ieder naar dat hij eten kan” kan zich ten volle spijzigen met Christus. Ieder gelovig zondaar kan Christus voor zich nemen, en er bestaat geen vrees, dat ook zelfs een enkele afgewezen zal worden, “want het is de Vaders welbehagen geweest, dat in hem al de volheid wonen zou.”
III. De tekst maakt melding van een mogelijkheid en voorziet er in.
Er kan gebrek zijn aan mensen om van het Lam te eten, ofschoon er geen gebrek kan zijn aan gerechten om hen te voeden. Het laatste, waarin voor het grote bruiloftsmaal voorzien werd, waren de gasten. De ossen en de gemeste beesten waren geslacht, en alle dingen waren gereed, lang voor dat “de bruiloft vervuld werd met aanzittende gasten”
1. Een enkel gezin is voorzeker een te klein loon voor Jezus te klein voor het lam.
2. Een enkel gezin is te klein om Hem al de lof, de aanbidding, de dienst en de liefde te bieden, die Hem toekomen.
3. Een enkel gezin is te klein om al het werk te doen van de verkondiging van het Lam Gods, van het handhaven van de waarheid, het bezoeken van de gemeente, het winnen van de wereld. Zo laat ons dan onze naaste buren te hulp roepen.
Onze naaste buurman heeft de eerste aanspraak op ons. Hij is het gemakkelijkst te bereiken, en zo iedereen zijn naaste buurman roept, zullen allen worden bereikt. Hij is de persoon, op wie wij waarschijnlijk de meeste invloed kunnen uitoefenen. Hoe dit zij: zie hier de regel, en wij hebben er aan te gehoorzamen. “Beginnende te Jeruzalem,” (Luk. 24:47). Wij lezen van Andreas: “Hij vond eerst zijn broeder Simon,” (Joh. 1:42). Die naar Jeruzalem gingen, bouwden een ieder tegen zijn huis over. (Neh. 3:28). Indien onze nabuur niet komt, als hij geroepen is, dan zijn wij daar niet voor verantwoordelijk; maar indien hij omkwam, omdat wij hem niet uitgenodigd hebben, dan zou er bloedschuld op ons rusten. “Indien gij niet spreekt… zal Ik zijn bloed van uw hand eisen. (Ezech. 30:8).
IV. Het gehele onderwerp wekt gedachten op aan gemeenschap in het evangelie met onze naasten.
1. Het is goed voor enkele personen, zowel als voor gezinnen, om de zelfzucht te ontgroeien en voor een ruimen kring het goede te zoeken.
2. Het is zalig wanneer “het Lam” het middelpunt is van onze gezelschappen.
3. Er vloeien ons reeds talloze zegeningen toe uit de vriendschap, die het gevolg is van onze eenheid met Jezus. In dat opzicht is de kerkgemeenschap vruchtbaar geweest.
4. Onze belangstelling voor elkaar in Christus helpt ons om de eenheid van het lichaam te realiseren, evenals het gewone eten van het Pascha de solidariteit van Israel als een natie proclameerde en bevorderde. Deze geestelijke eenheid is een groot voorrecht.
5. In haar volle ontwikkeling zal de hemel aldus voorafgeschaduwd zijn op de aarde, want daar wordt in ieders hart liefde gevonden voor Jezus en voor elkaar. Laat ons persoonlijk zijn in onze Godsvrucht, en ons nooit vergenoegen met een bloot nationale Godsdienst, of met een Godsdienstige belijdenis, die familie overlevering geworden is. Laat ons edelmoedig zijn in onze Godsdienst, en nooit ons gezin verwaarlozen, of onze vrienden, of de omgeving waarin wij wonen.
Belangrijke zaken.
Een kleine jongen vroeg aan zijn moeder van welke personen in Bunyan’s Christenreis zij het meest hield. “Natuurlijk van Christen,” zei zij “hij is de held van het gehele verhaal.” “Ik niet, moeder,” zei haar zoon, “ik houd het meest van Christiana; want toen Christen zich op reis begaf, ging hij geheel alleen, maar toen Christiana ging, nam zij de kinderen mede.” “De Heere zei tot Noach: Ga gij en uw gehele huis in de Ark.” De ware Godsdienst denkt aan het huis. Ik heb eens een man gekend, die een verre afstand te voet aflegde om hetgeen hij “de waarheid” noemde te horen. Zijn vrouw noch een van zijn kinderen ging ooit op naar een huis des gebeds en toen ik hem hierover aansprak, zei hij mij, dat “de Heere wel diegenen zou verlossen, die de Zijnen zijn,” waarop ik niet kon nalaten te antwoorden, dat de Heere hem niet als de Zijne zou erkennen. Hij vroeg mij toen, op het gezag van welk Schriftwoord ik dit zei, en ik gaf hem dit: “Zo iemand de Zijnen, en voornamelijk Zijn huisgenoten, niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een ongelovige.” Erkent God de zodanige als Zijn uitverkorenen? Een man begaf zich op een morgen naar zijn werk, toen hem gezegd werd, dat de rivier buiten haar oevers was getreden, de gehele vallei had overstroomd, en overal dood en verwoesting aanrichtte. De berichtgever scheen zich de zaak niet zeer aan te trekken, maar de moedige werkman haastte zich terstond naar het lagere gedeelte van de vallei, roepende: “Indien dat zo is, dan moet iemand de mensen gaan waarschuwen.” En door zijn tijdige waarschuwing heeft hij inderdaad aan velen het leven gered. Tezamen eten is een van de krachtigste symbolen van gemeenschap, vandaar dat het Pascha en het Avondmaal van onze Heere ons herinneren aan onze eenheid in Christus. Laat ons nooit onze bete alleen eten: Als wij eten van het vette, en drinken van het zoete, zo laat ons blijmoedig delen zenden aan hen, voor wie niets is bereid.