Nu laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw woord; want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien. Lukas 2:29, 30
Niemand kan heengaan in vrede dan wie in vrede heeft geleefd. Wie echter de vrede heeft ontvangen in het leven, zal in het sterven de vrede bezitten, en een eeuwigheid van vrede na zijn dood. ‘Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus.’ Jezus heeft ons de vrede nagelaten, toen Hij zei: ‘Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u.’ Wij zijn met God verzoend door de dood van Zijn Zoon. Welke vrede er ooit in het hart van Simeon stroomde – ik ben er zeker van dat die naar haar wezen niet Goddelijker was dan die welke woont in het hart van elke oprecht gelovige. Als de zonde is vergeven, is de twist ten einde. Als de verzoening is aangebracht, is de vrede gesloten. We wandelen op de verheven weg van de Koning, waarvan geschreven staat dat er geen leeuw zal zijn. We worden aan stille wateren geleid en mogen nederliggen in grazige weiden. We gevoelen geen slaafse vrees voor God, ook al is Hij een verterend vuur, zelfs voor ons. We beven niet langer als we naderen voor het aangezicht van Hem Die Zich niet te hoog acht onze Vader te zijn. We hoeven niet bang te zijn dat de God van alle vertroosting, Die ons al rijk gemaakt heeft in de gemeenschap met Zichzelf en in de vrede in Christus, ons in het laatst zal verlaten. Hij zal ons helpen een liefelijke zwanenzang te zingen; onze tent wordt zachtjes afgebroken, om steviger herbouwd te worden in het schone land aan de overzijde der Jordaan. De woorden van onze tekst laten duidelijk zien dat het heengaan van de gelovige vergezeld gaat van een vernieuwing van deze belofte Gods. Ga heen in vrede, zegt God. Het is een vaarwel, zoals we dat een vriend toeroepen. Het is een zegen, zoals Aaron, de priester van God, die misschien zal hebben uitgesproken over een smekeling van wie het offer werd aanvaard. Eli zei tot Hanna: ‘Ga heen in vrede, en de God Israels zal uw bede geven, die gij van Hem gebeden hebt.’