En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen. En Die de harten doorzoekt, weet, welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt. Romeinen 8:26-27
De apostel Paulus schreef aan beproefde en verdrukte mensen en hij wilde hen onder andere herinneren aan de rivieren van troost die zo dichtbij stroomden. Allereerst herinnerde hij hen aan hun afkomst — want, zo zei hij ‘zovelen als er door de Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods’ (Rom. 8:14). Ze werden daardoor bemoedigd om op Christus te zien, hun oudste Broeder, met Wie zij mede-erfgenamen waren geworden; en zij werden vermaand om met Hem te lijden, opdat zij daarna met Hem verheerlijkt zouden worden. Alles wat ze verduren moesten, kwam uit vaderlijke hand en die wetenschap moest hun troost verschaffen. In die ene zegen van aanneming tot kinderen worden duizend bronnen tot blijdschap geopend. Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, door Wie we zijn opgenomen in de familie der genade.