Ik weet uw werken, en waar gij woont; namelijk daar de troon des satans is, en gij houdt Mijn Naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend. Openbaring 2:13
De naam van Christus wordt hier identiek verklaard met het geloof van Christus. ‘En gij houdt Mijn Naam, en hebt Mijn geloof niet verloochend.’ Het geloof van de Schrift heeft Christus als middelpunt, Christus als omtrek en Christus als inhoud. Voor de Joden was de wet nooit op de juiste plaats tot hij in de ark gelegd was en bedekt werd door het verzoendeksel, en ik weet zeker dat gelovigen de wet nooit juist zien tot zij die vervuld zien in Christus Jezus. Als dat zo met de wet is, hoeveel te meer is dat dan het geval met het Evangelie. Het Evangelie is de gouden ring, maar Christus is de diamant die daarin gezet is. Als we ons vasthouden aan de naam van onze Heere, dan hebben we het geloof niet verloochend. Maar hoe kan het geloof dan verloochend worden? Dat kan op allerlei manieren gedaan worden. Laat ik het vriendelijk, maar in alle ernst zeggen, sommigen verloochenen het geloof en laten de naam van Jezus los door die nooit te belijden. Herinnert u hoe de Heere deze zaak in de Evangeliën aan de orde stelt: ‘Een ieder, die Mij belijden zal voor de mensen, die zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen Gods. Maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de engelen Gods’ (Luk. 12:8-9). Hieruit wordt duidelijk dat verloochenen hetzelfde is als niet belijden. Een leven waarin we ons voor het kruis van Christus geschaamd hebben, zal uiteindelijk leiden tot een staat, waarin we de kroon der heerlijkheid zullen missen. O, dat we zullen lijken op de gemeente in Pergamus en vast zullen blijven houden aan de naam en het geloof.