Gebed.
Onze Vader, wij zegenen Uw Naam omdat wij uit de grond van ons hart kunnen zeggen: “Abba, Vader.” Het is de grootste vreugde van ons leven dat wij kinderen van God zijn geworden door het geloof in Christus Jezus en dat wij in de rust van onze ziel kunnen zeggen: “Onze Vader, die in de hemelen zijt;. Uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.”
Heere, wij danken U voor de vrijheid die tot onze vrijgemaakte ziel komt door de aanneming die Gij ons hebt doen genieten. Toen wij in dienstbaarheid waren, hadden wij zware ketenen, want wij konden Uw wet niet houden. Er was binnen onze ziel opstandigheid. Toen het gebod kwam, irriteerde het onze verdorven natuur en de zonde herleefde en wij stierven.
Ook al hadden wij enig streven naar betere dingen, toch begeerde de kracht die in ons was het kwade, en de geest van de Hagarenen was over ons. Wij wilden wegvlieden van het huis van de Vader. Wij waren mensen van de wildernis, en wij hielden er niet van om in het huis van de Vader te wonen.
O God, wij danken U dat wij niet zijn verstoten. Heere, omdat U toen het kind van de slavin hadt verstoten, hadt Gij ons ook kunnen verstoten, maar nu is door soevereine genade alles veranderd. Gezegend zij Uw Naam. Het is een werk van goddelijke macht en liefde aan de menselijke natuur, dat wij nu kinderen der belofte zijn. Wij zijn zeker niet wedergeboren door de kracht van de menselijke wil, maar geboren door de Heilige Geest en door de kracht van het Woord, opgewekt tot een levendige hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden, kinderen van de grote Vader, Die in de hemelen is, hebbende Zijn leven in ons. Nu zijn wij, evenals Izaäk, erfgenamen naar de belofte, en wij wonen thuis in het huis van de Vader en onze ziel is verzadigd als met merg en vetheid, en onze mond zal U loven met blijde lippen.
O God, wij willen niet van plaats verwisselen met de engelen, nog minder met de koningen der aarde. Wij zijn Uw zonen en dochters – de gedachte daaraan brengt de hemel naar onze ziel, de vrucht ervan zal onze hemel zijn. Hoe heerlijk is het om voor altijd in het huis van de Heere te wonen om het nooit meer te verlaten. Hou heerlijk om Zijn zonen en Zijn erfgenamen te zijn tot in alle eeuwigheid.
Ons eerste gebed is voor hen die nog in de slavernij leven. Wij danken U, Heere, dat Gij hun de geest van slavernij hebt gegeven en hen hebt doen vrezen. Wij zijn blij dat zij het kwaad van de zonde hebben leren kennen, de volmaaktheid van Uw wet hebben leren kennen, iets hebben leren kennen van het vurige karakter van Uw gerechtigheid, en zo zijn toegesloten tot de verlossing door genade door het geloof. Maar, Heere, maar laat hen niet lang onder deze tuchtmeester blijven, maar moge de tuchtmeester hen met zijn roede tot Christus brengen.
Heere, genees ieder van Uw uitverkorenen van trots. Verlos hen van elke hoop op hun eigen kunnen, houd hen maar laag. Breng hen af van elke hoop op redding door hun eigen gebeden of hun eigen bekering. Breng hen ertoe zich op Uw genade te werpen om gered te worden door op Christus te vertrouwen. Verlos hen van het tellen van dagen, weken, maanden, jaren, en menselijke instellingen, en breng hen in de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods, opdat Uw wet hun verrukking wordt, Uzelf hun kracht, hun alles, Uw Zoon hun vreugde en hun kroon. Wij bidden dit met heel ons hart.
Heer, verlos al Uw kinderen van het twisten met U. Help ons om altijd één te zijn met onze God. “Hij is de HEERE; Hij doe, wat goed is in Zijn ogen!” Gezegend zij Zijn Naam tot in eeuwigheid.
God, zegen ons land, en het zusterland aan de overkant van het water, en alle landen waar Uw Naam bekend en vereerd wordt, en heidense landen waar Uw Naam nog onbekend is. God, zegen de voorposten, de eerste herauten van genade, en moge overal het koninkrijk van de Heere komen en Zijn naam worden verheerlijkt. Ere zij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, zoals het was in het begin, nu is en altijd zal zijn, tot in eeuwigheid.
Amen.