De Heere is van nature vrijgevig; in geven heeft Hij een genoegen. Zijn gaven zijn bovenmaats kostbaar, en worden zo vrij gegeven als het licht van de zon. Hij geeft genade aan Zijn uitverkorenen omdat Hij het wil, aan Zijn verlosten vanwege Zijn verbond, aan de geroepenen vanwege Zijn belofte, aan gelovigen omdat zij het zoeken, aan zondaars omdat zij het nodig hebben. Hij geeft genade overvloedig, tijdig, voortdurend, gemakkelijk, soeverein; de waarde van het geschenk wordt dubbel verhoogd door de manier waarop het geschonken wordt. Lezer, hoe gezegend is het om, als de jaren verstrijken en de bladeren weer beginnen te vallen, te genieten van zo’n onvergankelijke belofte als deze. “De Heere zal genade geven.”