Hoewel de schare die zich aan Jehovah’s tafel voedt ontelbaar is als de sterren van de hemel, toch heeft ieder zijn deel van het voedsel. Bedenk hoeveel genade één heilige nodig heeft; zoveel dat niets anders dan het Oneindige hem voor één dag zou kunnen voorzien; en toch spreidt de Heere Zijn tafel uit, niet voor één, maar voor vele heiligen; niet voor één dag, maar voor vele jaren. De gasten aan het feestmaal van barmhartigheid zijn tevreden, nee, “overvloedig tevreden”, en dat niet met gewone spijzen, maar met vettigheid, de uitnemende vettigheid van Gods eigen huis; en zulk een feestmaal wordt gegarandeerd door een trouwe belofte aan al die mensenkinderen die hun vertrouwen stellen onder de schaduw van Jehovah’s vleugels.