Ik zal Uw Naam mijn broeders bekendmaken. In het midden van de gemeente zal ik U prijzen. U die de HEERE vreest, prijs Hem; alle nakomelingen van Jakob, vereer Hem; heb ontzag voor Hem, alle nakomelingen van Israël. Psalm 22:23, 24 (Eng. vert.)
De laatste woorden van goede mensen achten wij heel hoog, maar wat voor waarde moeten hun laatste gedachten niet hebben! Als wij voorbij de poort van de spraak konden komen en de verborgen dingen konden zien die zich op het moment van hun afscheid in de stille kamers van hun ziel voltrekken, dan zouden we die openbaring buitengewoon waarderen. Want daar zijn gedachten die de tong niet kan en niet mag uiten. Er zijn daar diepe doorzoekingen van het hart die niet via lettergrepen en zinnen geuit kunnen worden. Als wij op de een of andere manier de diepste laatste gedachten van heilige mensen lezen konden, zouden we inderdaad bevoorrecht zijn.
Wel, in de psalm die voor ons ligt en in onze tekstwoorden vinden we de laatste gedachten van onze Heere en Meester. Op een prachtige manier laten zij zien dat Hij door één hartstocht beheerst en geleid werd. Die allesbeheersende hartstocht, die bij Zijn sterven het allersterkst was, is de heerlijkheid van God. Toen Hij nog maar een kind was, zei Hij: ‘Waarom hebt u Mij gezocht? Wist u niet dat Ik moet zijn in de dingen van mijn Vader?’ (Luk. 2:49) Gedurende heel Zijn werkende leven kon Hij zeggen: ‘De ijver voor Uw huis heeft mij verslonden.’(Joh. 2:17) ‘Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng.’(Joh. 4:34) Toen Hij met Zijn handen en voeten aan het kruis vastgenageld Zijn laatste adem uitblies en Zijn lichaam en ziel in uiterste nood verkeerden, was de verheerlijking van God Zijn enige gedachte. In dat laatste zegenrijke moment voordat Hij Zijn ziel daadwerkelijk in de handen van Zijn Vader beval, snelden Zijn gedachten vooruit. Hij vond een gezegende rust in het vooruitzicht dat als gevolg van Zijn dood alle geslachten van de heidenen voor het aangezicht van de Heere zouden aanbidden en dat de Allerhoogste door een uitverkoren geslacht verhoogd zou worden.
Konden wij onze krachten maar zo sterk op één ding richten, op dat ene, de heerlijkheid van God! God geve dat wij net zoals ooit iemand uit het verleden kunnen zeggen: ‘Eén ding doe ik’ (Fil. 3:14), en dat dit ene ding dan het hoofddoel van ons bestaan is, namelijk de verheerlijking van onze Schepper, onze Verlosser, de Vorst van ons hart.
Deze morgen wil ik een geest van aanbiddende dankbaarheid in u opwekken. De afgelopen zondag spraken we over Christus als het Voorbeeld van langdurig gebed. Nu dacht ik dat het na een maand van zoveel genade gepast zou zijn om Hem als het Voorbeeld van dankbare lofprijzing voor te stellen en om u als grote gemeente te vragen Hem te volgen als Leider in de heerlijke oefening van het groot maken van de naam van Jehova.
Weg met droefheid en verdriet! Laat de geesten vol zijn van het vuur van de serafijnen, de monden vol liederen, het hart vol blijdschap. Laat de muziek steeds luider klinken.
Als wij over deze verzen gaan nadenken, wil ik uw aandacht allereerst vragen voor het voorbeeld dat onze Heere ons gegeven heeft: ‘Ik zal Uw Naam mijn broeders bekendmaken, in het midden van de gemeente zal ik U prijzen.’ In de tweede plaats zal ik u uitnodigen om acht te slaan op de vermaning van onze Heere: ‘U die de HEERE vreest, prijs Hem, alle nakomelingen van Jakob, vereer Hem; heb ontzag voor Hem, alle nakomelingen van Israël.’
I. We beginnen met het voorbeeld van onze Heere. Jezus, ons Voorbeeld, brengt de eeuwige Vader op twee manieren lof. Allereerst brengt Hij lof door het bekendmaken van Gods Naam: ‘Ik zal Uw Naam mijn broeders bekendmaken.’ Ten tweede door de rechtstreekse en onmiddellijke lofprijzing: ‘In het midden van de gemeente zal ik U prijzen.’
1. De eerste manier waarop onze gezegende Middelaar lof brengt aan de eeuwige Vader, is door het bekendmaken van Gods Naam. Mijn lieve vrienden, u weet wel dat Hij dit in Zijn onderwijs deed. Aan de mensen uit vroegere tijden was er al iets van Gods Wezen geopenbaard. God had tot Noach en Abraham gesproken, tot Izak en Jakob en in het bijzonder tot Zijn knecht Mozes. Het heeft Hem behaagd in de verschillende voorafbeeldingen, ceremoniën en verordeningen iets van Zichzelf te onthullen. Hij was bekend als Elohim, als Shaddai en als Jehova. Maar totdat Christus kwam, hebben de mensen nooit gezegd: ‘Onze Vader Die in de hemelen zijt.’ Met dit liefdevolle woord verkondigde de innig Geliefde aan Zijn broeders de Naam van Zijn Vader.
De strengere eigenschappen van God zijn onthuld te midden van de donderslagen op de Sinaï, de golven van de Rode Zee, de rook van Sodom en de razernij van de zondvloed. De verhevenheid van de Allerhoogste is gezien door de profeten die door de Heilige Geest gedreven spraken. Zij hebben zich daarover verwonderd. De volle glans van vaderlijke liefde werd echter nooit gezien totdat zij van het gelaat van de Zaligmaker afstraalde en daar aanschouwd werd. ‘Wie Mij gezien heeft’, zei Jezus, ‘heeft de Vader gezien.’ (Joh. 14:9) Voordat zij Hem gezien hadden, hadden zij echter God niet als de Vader gezien. ‘Niemand komt tot de Vader’, zei Jezus, ‘dan door Mij.’ (Joh. 14:6) Zoals niemand tot God kan komen terwijl hij de uitgangen van zijn hart liefheeft of terwijl hij op de werking van zijn geloof vertrouwt, zo kan niemand met een verlicht verstand tot God komen behalve door de Zoon Christus.
Wie het christendom verstaat, heeft een veel beter begrip van God dan wie alleen het judaïsme begrijpt. Lees het Oude Testament en u zult elke zin ervan waarderen en hem prijzen boven fijn goud. U zult echter nog steeds onrust en ontevredenheid voelen, want het zicht is versluierd en het licht is mat. Wend u dan tot het Nieuwe Testament en u zult ontdekken dat heel de volheid van de godheid lichamelijk in Jezus van Nazareth woont. Het hoogtepunt van de kennis is om u heen, het zicht is helder en duidelijk. Jezus is de Afdruk van de zelfstandigheid van Zijn Vader. Als u Hem gezien hebt, hebt u God geopenbaard in het vlees gezien. U zult deze aanblik van God zeker verwerven als u een van de broeders bent aan wie Jezus Christus door de Geest in Zijn onderwijs de Naam van Zijn Vader bekendmaakt.
Maar onze Heere maakte Zijn Vader wellicht nog meer bekend door Zijn daden dan door Zijn woorden, want het leven van Christus toont alle eigenschappen van God in werking. Als u de zachtmoedigheid van God wilt kennen, krijgt u Jezus in het oog. Die zondaren ontving en met hen at. Als u Zijn neerbuigende ontferming wilt zien, aanschouw dan de liefdevolle Verlosser, Die de kleine kinderen in Zijn armen neemt en hen zegent. Als u zou willen weten of God rechtvaardig is, luister dan naar de woorden van de Zaligmaker als Hij de zonde aan de kaak stelt.
Onderzoek dan Zijn eigen leven, want Hij is heilig, zonder gebrek, onbezoedeld en anders dan zondaren. Wilt u zowel de genade als de rechtvaardigheid van God kennen? Zie dan hoe die beide duidelijk worden in de tienduizenden wonderen die uit de handen van de Zaligmaker voortkomen en in het voortdurende meeleven dat uit het hart van de Verlosser komt. Ik kan niet bij alle voorvallen uit het leven van de Verlosser stilstaan. Ik kan u zelfs geen korte schets ervan geven. Laat het genoeg zijn om te zeggen dat het leven van Christus een voortdurende ontrafeling is van het grote geheimenis van de goddelijke eigenschappen. U kunt ervan verzekerd zijn dat de Vader is zoals Jezus. U hoeft niet voor de Vader terug te schrikken alsof Hij vreemd en onbekend zou zijn, want als u Christus gezien hebt, hebt u de Vader gezien. Als u de geschiedenis van de Man van smarten goed nagegaan bent en de geest ervan diep ingedronken hebt, zult u zo goed als het maar kan heel het karakter van God, Die gezegend is tot in eeuwigheid, verstaan.
In Zijn dood heeft onze Heere God op de allergrootste wijze bekendgemaakt.
Hier verschijnt Zijn gehele Naam volkomen.
Geen vernuft kan doorzien, geen rede kan naspeuren
welke letters het best geschreven zijn:
de macht, de wijsheid of de genade.
Op Golgotha zien we het hoogtepunt van Gods glansrijke majesteit, hoewel het voor het natuurlijke oog lijkt alsof die door inktzwarte droefheid verduisterd werd. Daar leed Hij Die rechtvaardig was voor de on- rechtvaardigen. Wilt u de strenge gerechtigheid zien die de Rechter van de hele aarde (zal Hij immers geen recht doen) voortdurend uitoefent? Wilt u gerechtigheid die de schuldigen niet spaart en die met vastberaden vijandschap op de zonde inbeukt omdat zij die niet verdragen kan? Aanschouw dan de handen, de voeten en de zijde van de Verlosser, Die karmozijnrood bloed laat stromen! Aanschouw Zijn hart, gebroken als door een ijzeren roede, in stukken geslagen alsof het een pottenbakkerskruik was. Luister naar Zijn roepen, let op de lijnen van verdriet die Zijn gezicht ontsieren. Aanschouw de beroering, de verwarring, de wervelwinden van doodsangst die als een kokende ketel in de ziel van de Verlosser gisten. Hier wordt de wraak van God aan de mensen geopenbaard, opdat zij die zullen zien maar niet zullen sterven, opdat zij die zullen aanschouwen en huilen, maar niet met tranen van wanhoop.
Tegelijkertijd geldt: als u de genade van God wilt zien, waar kunt u die beter ontdekken dan in de dood van Jezus? Gods milddadigheid straalt in het licht, schittert in de regen en flonkert in de dauw. Ze bloeit in de bloemen waarmee het grasveld bezaaid is en ze rijpt in de gouden schoven van de herfst. Al Gods werken zijn vol van goedheid en waarheid. Zelfs op de zee staan de voetstappen van de weldadige Schepper. Dit is echter voor een schuldig, veroordeeld mens niet genoeg. Voor de ogen van hem die over de zonde heeft leren huilen, is de manier waarop de natuur de goedheid van God onthult niet te vergelijken met de manier waarop het licht dat van het kruis afstraalt dat doet. Het beste zicht op God wordt verkregen door Hem te zien als Degene Die Zijn eigen Zoon niet spaarde, maar Hem vrijwillig voor ons allen overgaf. ‘Hierin is de liefde, niet dat wij God liefhebben gekregen, maar dat Hij ons liefhad.’ (1 Joh. 4:10) ‘God echter bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.’ (Rom. 5:8) Uw peinzende geest zal elke grote goddelijke hoedanigheid gemakkelijk in onze stervende Heere kunnen ontdekken. U hoeft alleen maar lang genoeg bij de wonderlijke plaatsen Gethsémané, Gabbatha en Golgotha te vertoeven om te zien hoe macht en wijsheid, genade en wraak op een vreemde manier samenkomen.
Hij doorstak Zijn Zoon met de meest venijnige pijn
Om de gekochte zegening de mijne te laten zijn.
Geliefden, de stervende Zaligmaker maakt de Naam van de Heere in het midden van de broeders bekend, en zo verheerlijkt Hij de Heere zoals geen enkel ander mens dat kan. Geen engelenharpen, geen vurig vlammende sonnetten van de cherubijnen kunnen God zo verheerlijken als de wonden en de pijn van de grote Plaatsvervanger toen Hij stierf om de genade en de gerechtigheid van Zijn Vader bekend te maken.
Onze Heere ging door met het bekendmaken van de Naam van God onder Zijn broeders toen Hij uit de dood opstond. Hij deed dit letterlijk. Een van de eerste woorden die Hij zei, waren: ‘Ga naar Mijn broeders.’ Zijn boodschap was: ‘Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en naar Mijn God en uw God.’ (Joh. 20:17) Zijn leven op aarde van na de opstanding was maar kort, maar erg rijk en vol onderwijs en het toonde Gods trouw. Toen Hij ten hemel voer en de gevangenis gevangennam, openbaarde Hij de trouw en heerlijkheid van God nog meer. Het moet een plechtstatige dag zijn geweest toen de Zoon van God de paarlen poorten daadwerkelijk binnenging om de troon die binnen de hemelse muren staat, te bestijgen en om daar te blijven tot Zijn tweede komst. De geesten van de rechtvaardigen, die tot de volmaaktheid zijn gekomen, moeten van louter zaligheid dat zij Hem mochten zien van hun zetels opgerezen zijn. Zij hadden nooit eerder een Opgestane gezien. Twee waren er de hemel binnengekomen zonder de dood gezien te hebben, maar nog nooit was er iemand de heerlijkheid binnengekomen na uit de dood te zijn opgestaan. Hij was de Eerste van de onsterfelijke opstanding, ‘de Eersteling van hen die ontslapen zijn.’ (1 Kor. 15:20) Hoe hebben de engelen Hem aanbeden. Hoe hebben de heilige wezens zich over Hem verwonderd, terwijl God genadig door de mens heen scheen en zoete heerlijkheid over hen allen verspreidde!
Op die dag zagen de hemelse geesten de Heere zoals zij Hem daarvoor nog nooit gezien hadden. Eerder hadden zij God aanbeden, maar de zuivere godheid is van een buitengewone pracht. Die heilige vertrouwdheid waarmee zij nu de Heere Die in het vlees gekleed ging, begroetten, was hun eerder niet toegestaan. Zij waren nog nooit zo dicht bij Jehova geweest als nu. In Christus verborg God immers Zijn dodelijke pracht en droeg Hij de aanblik van een geliefde Vader en Broeder. Heerlijkheid had Hij in overvloed, zoveel als sterfelijke wezens maar dragen kunnen. Toch was die op zo’n liefelijke manier in de menselijkheid gehuld, dat God op een nieuwe en heerlijker wijze bekend werd gemaakt en dat de hemel van nieuwgeboren blijdschap weergalmde.
Wat denkt u als ik u zeg dat Christus’ werk in de hemel volgens mij voor een deel bestaat uit de verkondiging aan de volmaakte zielen? Hij vertelt hun wat Hij doorstond en hoe God Hem ondersteunde. Hij openbaart hun het verbond en al zijn ernstige verplichtingen: hoe de Heere het ingesteld heeft, hoe Hij het door borgstelling onherroepelijk gemaakt heeft en het op een eeuwige schikking gefundeerd heeft, opdat er een altijddurende genade uit zou kunnen voortvloeien.
Als het nu eens niet waar is dat er in de hemel niet gepreekt wordt! Als Christus daar nu eens de Prediker is en daar zo spreekt zoals nog nooit een mens gesproken heeft! Als Hij daar nu eens Zijn heiligen voor altijd onderwijst! Dan kunnen zij aan overheden en machten de veelvoudige wijsheid van God zelfs nog overvloediger bekendmaken, de wijsheid, die zowel in Hem als in hen geopenbaard is, in hen als de leden, in Hem als het Hoofd. Mocht dit zo zijn, dan zou het volgens mij een liefelijke vervulling zijn van de eed die onze Zaligmaker stervend deed: ‘Ik zal Uw Naam mijn broeders bekendmaken.’
Het is zeker, broeders, dat onze Heere Jezus Christus ook nu nog deze eed in vervulling laat gaan door de verspreiding van Zijn Evangelie op de aarde. Zeg me niet dat het Evangelie God wel bekendmaakt, maar dat Jezus dat niet doet. Ik wil u eraan herinneren dat het Evangelie God niet bekendmaakt zonder dat Jezus Christus met het Evangelie daarbij aanwezig is. ‘En zie. Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld’ (Joh. 21:20), dat is het ware leven en de kracht van het Evangelie. Neem de aanwezigheid van Christus weg en dan zullen alle leerstukken, alle voorschriften en alle uitnodigingen van het Evangelie deze blinde generatie, deze hardvochtige menigte, niets over God bekendmaken. Echter, waar Jezus door Zijn Geest is, daar wordt de Vader door het Woord bekendgemaakt.
Mijn broeders, dit grote gebeuren zal verder gaan. Door de gehele huidige bedeling heen zal Christus God bekendmaken aan de mensenkinderen, in het bijzonder aan de uitverkoren mensen. Zijn eigen broeders. Dan zullen die latere dagen komen, de dagen waarover we zo weinig weten, maar waar we zoveel van verwachten. In dat verheven tijdperk zal God ongetwijfeld op het allergrootst bekendgemaakt worden, want er is gezegd: ‘Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen.’ (Openb. 21:3) Van dat tijdperk van licht zal Jezus de Zon zijn.
De grote Onthuller van God zal nog steeds de Zoon van Maria, de Man van Nazareth, de Wonderlijke, de Raadgever, de almachtige God, de eeuwige Vader en de Vredevorst zijn. Elk van ons zal de geur van Zijn Naam overal in het rond vertellen, totdat Hij komen zal. Dan zullen we niet meer hoeven te zeggen, de een tot de ander: ‘Ken de Heere’, want allen zuilen Hem kennen, van de kleinste tot de grootste. Zij zullen de Heere kennen, omdat zij Christus kennen en Jehova in de Persoon van Zijn Zoon Jezus Christus hebben gezien.
Ik kan dit gedeelte niet afronden zonder u te smeken om dat kostbare woord van onze Meester, ‘Ik zal Uw Naam mijn broeders bekendmaken’, als een schat te bewaren.
Nu is Hij voor Wie de engelen buigen
Onze Verwant, nu onze Broeder is Hij
voor wie de engelen buigen.
Ze verenigen zich met ons om Zijn Naam te prijzen,
maar voor ons betekent Hij het meest.
‘Omdat nu die kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij eveneens daaraan deel gehad.’ (Hebr. 2:14) ‘Immers, zowel Hij Die heiligt als zij die geheiligd worden, zijn allen uit één. Daarom schaamt Hij Zich er niet voor hen broeders te noemen.’ (Hebr. 2:11) De broeders van de Zaligmaker zullen in Christus God kennen. U die één bent met Jezus, u die in hetzelfde huisgezin aangenomen bent, die door Zijn leven wedergeboren en levend gemaakt bent, u die door een onlosmakelijke band samengevoegd bent, u zult de Heere zien.
Ik zeg ‘een onlosmakelijke band’, want een vrouw kan gaan scheiden, maar tussen broeders kan er van scheiding geen sprake zijn. Ik heb nog nooit van enige goddelijke of menselijke wet gehoord die een mens kan ontbroederen. Dat kan niet. Als een man mijn broer is, is hij dat en zal hij dat zijn, ook al gaan hemel en aarde voorbij. Ben ik Jezus’ broeder? Dan ben ik een mede-erfgenaam, samen met Hem. Ik zal delen in alles wat Hij heeft en in alles wat God Hem schenkt. Zijn Vader is mijn Vader, Zijn God mijn God. Vier feest, mijn broeders, vanwege dit beminnelijke Vlees en ga uw weg in de kracht ervan. Dan zult u de beproevingen van de aarde met meer geduld kunnen verdragen.
Bij dit punt kan ik het voorbeeld van onze Heere slechts kort aanstippen voordat ik verderga. Dit is het: als de Heere Jezus Christus God in het bijzonder aan Zijn broeders bekendmaakt, laat het dan, tot eer van Jehova, uw en mijn zaak zijn om overal te vertellen wat we weten over de verhevenheid en de weergaloze heerlijkheid van God. Laten wij dat in het bijzonder aan onze familie, aan ons gezin en onze buren vertellen. En omdat alle mensen in zekere zin onze broeders zijn, laten wij over Jezus spreken, welke plaats ons ook is toebedeeld.
Maar o, wat zijn onze lofprijzingen zwak!
’t Is zeker dat de hemelen zich erover verbazen
dat wij die in Zijn rijkste liefde delen vaak zo
koud en onbewogen blijken.
Hoeveel keer heeft u de lieve Zaligmaker deze week bij uw vrienden aangeprezen? Hebt u het ook maar één keer gedaan? In het openbaar doe ik het vaak, maar ik wilde dat ik het vaker zomaar spontaan en persoonlijk deed tegen degenen met wie ik onderweg gemeenschap zou kunnen hebben. Ongetwijfeld hebt u van de week gemopperd of over uw buren gepraat of een klein schandaaltje verder verspreid, of misschien heeft u oppervlakkig of lichtzinnig gepraat. Het is zelfs mogelijk dat er in uw spreken onzuiverheid voorkwam. Zelf de taal van een christen is niet altijd zo zuiver als zou moeten. Hoeveel wijzer zouden wij zijn als wij onze ademhaling zouden sparen om God ermee te prijzen!
Hoeveel heiliger zouden we zijn als onze mond de hele dag met de lof en de eer van de Heere gevuld was! Wat voor goeds zouden wij niet bereiken als wij slechts zouden spreken over wat Jezus gedaan heeft. Elk mens spreekt immers over wat hij liefheeft. Over hun eigen bedenksels en hun eigen blijdschap kunnen de mensen maar moeilijk hun mond houden. Spreek goed, getrouwen, over de Naam van de Heere. Ik bid u, wees niet doof voor Degene Die het zo verdiend heeft dat u Hem prijst. Neem u echter deze morgen voor: ‘Ik zal Uw Naam mijn broeders bekendmaken.’
2. De tweede manier waarop onze Meester in deze tekst God lof brengt, is meer direct van aard: ‘In het midden van de gemeente zal Ik U prijzen.’ Verbeeld ik het me maar of betekent deze tekst werkelijk dat de Heere Jezus Christus als Mens de eeuwige God in de hemel aanbidt en verheerlijkt? Dat Hij in feite de grote Leider van de hemelse aanbidding is? Heb ik het mis als ik zeg dat zij allen buigen wanneer Hij als Priester de Heere aanbidt en dat zij allen hun stem verheffen als Zijn heilige psalmgezang klinkt? Is Hij de Hoofdmuzikant van de hemel, de Leider van het heilige koor? Geeft Hij de maat aan voor alle halleluja’s die in het heelal klinken? Ik denk het. Ik denk dat Hij dit bedoelt met deze woorden: ‘In het midden van de gemeente zal Ik U prijzen.’ Als God wordt Hij voor altijd geprezen, is Hij ver boven elke aanbidding verheven en wordt Hijzelf voor altijd aanbeden. Echter, ik denk dat Hij als Mens, als het Hoofd van de verloste mensheid, als de Priester van de allerhoogste God Die leeft tot in eeuwigheid, Jehova looft in de hemel. Het hoort zeker bij het ambt van het Hoofd om te spreken en om de heilige vreugden en het vrome streven van het hele lichaam dat Hij vertegenwoordigt, gestalte te geven.
Is Jezus Christus niet ook de Liefelijkste van alle zangers van alle gemeenten op aarde? Ik denk er graag aan dat de gebeden die wij op aarde bidden niet alleen naar God gaan, maar dat onze grote Hogepriester er is om onze smeekbeden samen met Zijn eigen smeekbeden te offeren. Zo ook als wij op aarde zingen. Is Jezus Christus niet in het midden van de gemeente en verzamelt Hij niet alle noten die van oprechte lippen komen om ze in een gouden wierookvat te doen, zodat zij als kostbare wierook opstijgen voor de troon van de oneindige Majesteit?
Hij is dus de grote Zanger, meer dan wij dat zijn. Hij is de belangrijkste Bespeler van onze strijkinstrumenten, de grote Dirigent van de ware muziek. De aanbidding van de aarde gaat door Hem tot God omhoog en Hij, Hij is de algemeen aanvaarde bedding waardoor alle lofprijzing van het verloste heelal kan gaan.
Ik zie verwachtingsvol uit naar de dag – ik hoop dat wij allen daarnaar verlangen – waarop de doden zullen opstaan. De dag waarop de zee en het land de kostbare lichamen van de heiligen zullen teruggeven en waarop de verheerlijkte zielen zullen afdalen om hun vernieuwde lichamen te ontvangen. Dan zullen wij die nog levend zijn overgebleven, veranderd worden en onsterfelijk worden gemaakt. Dan zal de Koning Zelf geopenbaard worden. Dan zal de as van onze vijanden onder onze voeten vertrapt worden. Satan zal gebonden zijn en onder de voeten van de grote aartsengel Michaël worden gehouden. De overwinning zal aan de kant van de waarheid en gerechtigheid zijn. Wat een halleluja zal er dan vanaf het land, de zee en de vergelegen eilanden galmen. Halleluja! Halleluja! Halleluja! Want de Heere, de almachtige God, is Koning geworden! (Openb. 19:6)
Wie zal er dat lied leiden? Wie zal er op die dag van overwinning de Eerste zijn om God te prijzen? Wie zal er als Eerste met de palmtak van de overwinning zwaaien? Wie anders dan Hij Die de Eerste in het gevecht en de Eerste in de overwinning was? Hij Die de wijnpers alleen getreden heeft en Die Zijn kleren gekleurd heeft met het bloed van Zijn vijanden. Hij Die van Edom komt met besprenkelde klederen, van Bozra? (Jes. 63:1) Zeker, dat is Hij Die in het midden van de jubelende menigte is, Die eens strijdvaardig was en toen triomfeerde. Hij zal de Naam van Jehova voor altijd en altijd groot maken en aanbidden. Heeft Hij Zelf niet gezegd: ‘Ik zal U loven in een grote gemeente’? (Ps. 22:26)
Wat betekent die moeilijk te begrijpen uitspraak: ‘Daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God en de Vader heeft overgegeven’? (1 Kor. 15:24) Wat betekenen deze duistere woorden: ‘En wanneer alle dingen aan Hem onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf Zich onderwerpen aan Hem Die alle dingen aan Hem onderworpen heeft, opdat God alles in allen zal zijn’? (1 Kor. 15:28)
Wat het ook moge betekenen, het leert ons dat de kroon en de regering van de Middelaar slechts tijdelijk zijn en dat het de bedoeling is dat ze duren totdat Jezus alle heerschappij en alle macht en kracht neer zal leggen en de heerschappij van God algemeen erkend zal worden. Jezus kan geen afstand doen van Zijn goddelijkheid, maar de heerschappij die Hij als Middelaar had, zal Hij teruggeven aan Hem bij Wie die vandaan kwam. In die laatste plechtstatige daad, waarin Hij de Vader de scepter die alles onderwerpt zal teruggeven, zal God tot op de meest wonderlijke hoogte geprezen worden, veel hoger dan een mens begrijpen kan. Wij wachten en waken tot dit gebeuren zal. We zullen het op de daartoe bestemde tijd aanschouwen.
Geliefde vrienden, ook in dit tweede gedeelte vinden wij een voorbeeld. Laten wij proberen God op een rechtstreekse manier te loven. Wij horen op z’n minst elke dag een kleine tijd in aanbiddende overdenking door te brengen. Onze persoonlijke vroomheid is eigenlijk niet compleet als die alleen uit gebed bestaat. Hoort daar geen lofprijzing bij? Zing, als dat mogelijk is, elke dag een gezang. Wellicht verkeert u niet in de positie om hardop te zingen of in ieder geval luid en duidelijk. Maar dan zou ik neuriën, als ik u was. Velen van u, arbeiders, hebben genoeg tijd om een dom lied te zingen, waarom kunt u dan geen ruimte vinden voor de lofprijzing aan God? Laten wij Hem elke dag prijzen, zodra onze ogen in de morgen opengaan en als de gordijnen voor de nacht worden dichtgetrokken. Ja, te middernacht als wij op een plechtig uur aan het waken zijn, laat het hart dan de heilige wierook ontsteken en die aan de Heere, Die leeft tot in eeuwigheid, aanbieden.
Laten wij er ook op letten dat onze lofprijzing in het midden van de gemeente steeds wanneer wij in Gods huis komen, niet louter lippentaal is, maar taal van het hart. Laten wij allen zingen en dan wel zo dat God Zelf ons horen zal. Wij hebben meer nodig dan lieflijke geluiden die niet verder reiken dan sterfelijke oren. Wij willen de diepe melodieën die uit het hart voortkomen en die de oren van de onsterfelijke God binnengaan.
Volg dus Jezus na in deze tweevoudige lofprijzing, in het bekendmaken van God en in het brengen van rechtstreekse lofprijzing aan Hem.
II. Mijn tijd is bijna om, terwijl ik nog zoveel tijd nodig heb, want nu kom ik bij het tweede punt, de vermaning van onze Heere.
Mijn geliefde broeders en zusters, volg mij in ernst en volg mij dan ook daadwerkelijk. De vermaningen van het tweede vers zijn gericht aan hen die God vrezen, aan hen die ontzag voor Hem hebben, die er beducht voor zijn om Hem te krenken, die het bewustzijn van Zijn aanwezigheid in hun dagelijks leven met zich meedragen, die zich tegenover Hem gedragen zoals gehoorzame kinderen tegenover een vader. Verder is deze vermaning gericht aan het nageslacht van Jakob, aan hen die een verbond met God hebben, aan hen die de linzensoep veracht en het eerstgeboorterecht verkozen hebben, aan hen die hoewel zij moesten slapen met een steen als kussen, toch de hemel geopend hebben gezien en een openbaring van God gehad hebben. Zij is gericht aan al degenen die weten wat volharding in het gebed betekent, aan hen die in al hun moeilijkheden hebben ontdekt dat deze dingen niet tegen hen zijn, maar voor hen een eeuwig goed uitwerken. Want nu leeft Jezus en zij zullen Hem zien voordat zij sterven.
Daarboven is dit ook nog gericht aan het nageslacht van Israël, aan hen die eens in Egypte waren in een geestelijke gevangenschap. Zij zijn uit de gevangenis gevoerd, door de wildernis geleid, met het hemelse manna gevoed en zij hebben gedronken uit de levende Rots. Dit is ook gericht aan hen die de ene God aanbidden en Hem alleen, die hun afgoden wegdoen en ernaar verlangen dat men hen altijd gehoorzaam aan de wil van de Meester zal aantreffen.
Tot hen wordt in de eerste plaats gezegd: ‘Prijs Hem.’ Prijs Hem met uw stem. Ik wilde dat elk kind van God er in elke gemeente grote moeite voor deed om God zowel met zijn mond als met zijn hart te prijzen. Weet u, ik heb iets opgemerkt. Ik heb in het dagboek van mijn geheugen neergekrabbeld dat u het beste zingt wanneer u het meest geestelijk bent. Afgelopen maandagavond was het zingen veel beter dan op zondagavond. U hield beter de maat en beter de wijs. Niet omdat de wijs gemakkelijker was, maar omdat u met meer ernst dan gewoonlijk gekomen was om God te aanbidden. Daarom werden mijn oren en mijn hart niet, zoals op sommige andere momenten, door onordelijk gezang gepijnigd. Ja, sommigen van u interesseert het zo weinig om de Heere uw beste muziek te geven dat u een halve noot achterloopt op de rest. Anderen van u zingen behoorlijk valse noten en sommigen van u maken zelfs helemaal geen geluid.
Ik heb er een hekel aan om een plaats van gebed binnen te gaan waar een half dozijn mensen staat te zingen tot lof en heerlijkheid van henzelf, en waar de rest staat te luisteren. Ik houd van het goede idee om iedereen te laten zingen, te laten zingen op zijn best, met zorgvuldigheid en vanuit zijn hart. Als u in artistiek opzicht niet zingen kunt, maakt u zich daar dan geen zorgen om. U zult het goed genoeg doen als u vanuit uw hart zingt, als u er aandacht aan besteedt en als u uw gezang niet langzaam afdraait als een muziekmachine, die mechanisch beweegt omdat hij nu eenmaal opgewonden is. Met een klein beetje aandacht brengt het hart de kunst met zich mee. Het hart dat ernaar verlangt om te loven, zal de stem beetje bij beetje leren om de maat en de wijs te houden. Ik zou willen dat het gezang in onze eredienst van de beste kwaliteit zou zijn.
Ik geef niet om muzikale opschik of om aardigheidjes in liederen en gezangen. Voor wat instrumentale muziek betreft, ik vrees dat die het zingen van de gemeente vaak verwoest. Ook al kon ik een huis dat nog twintig keer zo groot was als dit bevolken met mensen die de verfijnde muziek maakten waarin sommige kerken hun vreugde vinden, dan nog verhoede God dat ik daarnaar zou grijpen. Laten wij er echter wel samen zo goed en zo ordelijk mogelijk zingen. Laten de heiligen samenkomen met het hart in de beste stemming, de stem goed gestemd en laat hen erop letten dat er geen onordelijkheid of wanklank in de publieke dienst aan de Allerhoogste te vinden zal zijn.
Let erop dat u God ook in uw geest prijst. De grootste lofprijzing die opstijgt tot voor de troon is de lofprijzing die uit stille overdenking en eerbiedige gedachten voortkomt. Ga eens zitten en overdenk de grootheid van God, Zijn liefde, Zijn macht, Zijn trouw, Zijn heerschappij. Wanneer uw ziel languit voor Zijn Majesteit buigt, zult u Hem geprezen hebben, hoewel u geen geluid voortgebracht hebt.
Loof God ook door uw daden, door uw offer aan Hem uit uw bezit, uw offer dat u week na week van uw goederen brengt. Dat is ware lofprijzing, die veel minder snel huichelachtig is dan dankbaarheid die slechts door woorden geuit wordt. ‘U die de Heere vreest, prijs Hem.’
De tekst voegt hieraan toe: ‘verheerlijk Hem, nageslacht van Jakob.’ Dit is een andere manier om hetzelfde te zeggen. Verheerlijk God, dat betekent: laat aan anderen Zijn heerlijkheid weten. Laten zij haar leren kennen door wat u zegt, maar laat hen er in het bijzonder van weten door wie u bent.
Verheerlijk God in uw zaak, in uw ontspanning, in uw winkels en in uw gezinnen. Verheerlijk de Heere in wat u ook maar eet en drinkt. Draag bij de meest gewone daden van het leven het gewaad van uw heilige roeping en handel als een koninklijk priesterschap dat de Allerhoogste dient. Verheerlijk uw Schepper en Verlosser. Verheerlijk Hem door te proberen het Evangelie te verspreiden, het Evangelie dat Hem verheerlijkt. Maak Christus groot door mensen uit te leggen hoe zij vrede zullen vinden door in Hem te geloven. Verheerlijk God door zelf moedig op Zijn Woord te vertrouwen, ook als God u beproevende omstandigheden toeschikt, en ook boven alle verdenkingen en wantrouwen uit.
Niets kan God meer verheerlijken dan een geloof als dat van Abraham, dat niet uit ongeloof over de belofte struikelt. Worstelend geslacht van Jakob, let erop dat u niet van het verheerlijken van uw God afvalt.
Tot slot zegt de tekst: ‘Vrees Hem’, alsof dit een van de hoogste manieren van loven is. Wandel voor Zijn aangezicht, houd voortdurend de Heere voor ogen, laat Hem aan uw rechterhand zijn. Zondig niet, want door dat te doen onteert u Hem. Lijd liever in plaats van te zondigen. Kies liever voor de brandende vurige oven dan te buigen voor het gouden beeld. Wees bereid om zelf veracht te worden, heb dat liever dan dat God veracht wordt. Wees ermee tevreden om het kruis te dragen, liever dan dat Jezus opnieuw gekruisigd zou worden. Word liever zelf te schande gemaakt dan dat Jezus te schande wordt gemaakt. Dan zult u werkelijk de Naam van de Allerhoogste prijzen en groot maken.
Ik moet afsluiten met een paar opmerkingen die bedoeld zijn om u te helpen om de geest en het onderwijs van deze preek in praktijk te brengen. Geliefde broeders en zusters, vanmorgen ervoer ik, voordat ik hiernaartoe kwam, de geest van de aanbiddende dankbaarheid in bijzondere mate. Ik kan dat niet aan u uitleggen, maar de Geest van God kan dat wel. De gedachten die mij hielpen om God te prijzen leken op deze – ik geef ze u direct op uzelf toegepast – : verheerlijk en loof God, want Hij heeft u gered, gered van de hel, gered voor de hemel. Wat is het feit dat u gered bent veelomvattend. Denk aan de uitverkiezing, die u voor de zaligheid bestemde, aan het verbond dat de genade voor u verzekerde. Denk na over de vleeswording waardoor God tot u kwam en over het kostbare bloed waardoor u nu nader tot God gekomen bent. Ga deze gedachten niet haastig na, hoewel ik mijn woorden moet bekorten. Vertoef bij elk van deze heilige fonteinen en drink.
Als u gezien heeft wat de redding voor het verleden betekent, denk er dan ook aan wat deze betekent voor de toekomst. U zult tot het einde toe bewaard worden, u zult in de school van de genade onderwezen worden, toegelaten in het huis van de zaligen in het land van het hiernamaals. U zult een buitengewoon heerlijke opstanding meemaken en een onsterfelijkheid bezitten die zeer luisterrijk is. Over enige dagen of jaren zal uw voorhoofd door een kroon gesierd worden en zal uw hand een vreugdeharp vasthouden. Dit is alles van u, gelovige, en zult u Hem niet prijzen? Zie elk van deze dingen voor u persoonlijk als werkelijkheid, en volgens mij zult u dan zeggen: ‘Zou ik weigeren te zingen, dan zullen de stenen zeker spreken.’
Uw God heeft meer voor u gedaan dan dit. U bent niet maar nauwelijks gered, zoals een drenkeling die net op de rivierkant gehesen is. Er is meer aan u gegeven dan u ooit verloren hebt. Uit Adams val kwam winst voor u voort. Bijna zou u, net als een van de kerkvaders, kunnen zeggen: ‘O beata culpa, o gelukkige fout!’, want die bracht mij in de positie waardoor ik nu zo rijk begiftigd ben. Was u in Adam blijven staan, dan had u Jezus nooit Broeder mogen noemen, want dan zou er voor Hem geen noodzaak zijn geweest om in het vlees te komen. U zou dan nooit in het kostbare bloed gewassen zijn, want dat hoefde dan niet te vloeien. Jezus heeft zelfs meer voor u hersteld dan dat Adam heeft weggenomen. Qua strekking past deze vertaling er naadloos in. Hij heeft u niet alleen maar uit de kerker opgetild om u bij de mensen te plaatsen, maar ook om u bij de vorsten te plaatsen, ja zelfs bij de vorsten van Zijn volk. Denk aan die glansrijke rol van de beloften, aan de rijke schatten uit de voorraad van het verbond, aan alles wat u al had en aan alles wat Christus u aan eer, heerlijkheid en onsterfelijkheid vast beloofd heeft. Zult u dan niet de Heere loven in het midden van de gemeente?
Broeders en zusters, sommigen onder ons hebben een bijzondere reden om God te loven vanwege het feit dat er in de laatste drie weken velen gered zijn. Onder hen zijn er die ons hef zijn. Moeders, kunt u dit feit zonder vreugde aanhoren? Uw kinderen gered! Broeders, uw zusters gered! Vaders, uw zonen en dochters gered! Hoeveel heeft God er de laatste weken niet binnengebracht! Onderwijzers van de zondagsschool die hiervoor de instrumenten geweest zijn, bestuurders van onze klassen die door God met een geestelijk ouderschap vereerd zijn, ouderlingen en diakenen die ons zo edel geholpen hebben en die nu delen in de vreugde van het hart van de pastor over deze bekeringen, zult u God niet loven? ‘Niet ons, o HEERE, niet ons, maar geef Uw Naam de eer.’ (Ps. 115:1) Wij kunnen echter niet stil zijn, geen tong zal zwijgen, wij zullen allen de Allerhoogste groot maken en verheerlijken.
Broeders en zusters, als al deze dingen niet genoeg zijn om ons Hem te laten prijzen, dan zou ik zeggen: Denk dan aan Gods eigen glorierijke Persoon! Denk aan de Vader, de Zoon en de Geest en aan Wie de drie-enige God in Zijn eigen Persoon en in Zijn karaktereigenschappen is. Als u Hem niet looft, hoever moet u dan wel niet achteropgeraakt zijn! Denk aan de menigte die Hem nu aanbidt. Als wij Hem zegenen, zijn wij niet alleen. Engelen en aartsengelen staan aan onze rechterhand, cherubijnen en serafijnen bevinden zich in hetzelfde koor. De noten van de verloste mensen gaan niet eenzaam omhoog, zij worden verenigd met de ononderbroken stroom van lofprijzing die uit de engelenhiërarchie voortvloeit, en daardoor zwellen zij steeds aan.
Denk eraan, geliefden, hoe u Hem binnenkort prijzen zult! Want eer er vele dagen en weken voorbijgegaan zijn, zullen er velen bij die heerlijke menigte zijn. Afgelopen week zijn er drie uit ons midden overgezet in de hemelen, meer verbonden aan de hemel, minder verbonden aan de aarde. Zij zijn ons voorgegaan en wij zeiden bijna: ‘God geve dat het ons lot in plaats van het hunne was.’ Zij hebben nu gezien wat het oog niet gezien en gehoord wat het oor nooit gehoord heeft. Hun ziel heeft ingedronken wat zij zich anders niet konden voorstellen. Daar zullen wij spoedig zijn! Laten wij in de tussentijd zingen:
Ik zou hier met die muziek willen beginnen, en zo
zou mijn ziel opklimmen.
O, kreeg ik maar enkele hemelse noten om mijn
hartstocht naar de hemelen te dragen.
Daar zitten jullie, die Mijn Zaligmaker liefhebben.
Daar zou ik maar al te graag een plaats hebben
tussen jullie tronen of aan jullie voeten, opdat ik
Zijn gelaat mocht zien.
Amen.