’’Deze mens ontvangt de zondaars.” Arme, aan zonde zieke zondaars, wat een verblijdend woord voor u! Antwoord, antwoord daarop en zeg: ’’Voorwaar, dan zal Hij mij niet verwerpen.” Laat mij u bemoedigen om tot Hem te komen, om Zijn grote verzoening deelachtig te worden en met al Zijn gerechtigheid bekleed te worden. Vergeet niet, dat zij, die ik toespreek, wezenlijke, werkelijke zondaars zijn, niet alleen zij, die zeggen, dat zij het zijn, met een algemene schuldbelijdenis, maar zij die hun verloren, reddeloze, hopeloze toestand voelen.
Deze allen worden vrij en zonder beperking genodigd om tot Jezus Christus te komen en door Hem te worden behouden. Kom, arme zondaar! Kom, omdat Hij gezegd heeft, dat Hij u zal aannemen. Ik ken uw vrees, ik weet, dat u in uw hart zegt: ”Hij zal mij verwerpen. Als ik Hem in mijn gebed aanroep, zal Hij mij niet horen; als ik tot Hem roep, zullen toch de hemelen als koper zijn. Ik ben zo’n grote zondaar geweest, dat Hij mij nooit in Zijn huis zal opnemen om bij Hem te verkeren.”
Arme zondaar! Spreek niet zo; Hij heeft het besluit laten verkondigen, is dat niet genoeg? Hij heeft gezegd: ”Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.” Kunt u het met die belofte niet wagen? Wilt u zich niet op zee begeven in een schip, dat zo hecht en sterk is gebouwd? Hij heeft het gezegd! Dit is meermalen de enige troost van de heiligen geweest. In deze troost hebben zij geleefd, in deze troost zijn zij gestorven. Hij heeft het gezegd. Hoe, meent u, dat Christus tot u zou zeggen, dat Hij u aannemen zal en dat Hij het niet zal doen?
Zou Hij zeggen: ”Kom tot het avondmaal!” en dan de deur voor u sluiten? Nee, als Hij gezegd heeft, dat Hij niemand zal uitwerpen, die tot Hem komt, wees dan verzekerd, dat Hij u niet kan noch zal uitwerpen. Kom en vrees niet! U moet bedenken dat, waar u zich een zondaar voelt, dat gevoel een Godsgave is, en daarom mag u veilig komen tot Eén, Die reeds zo veel gedaan heeft om u te trekken.
Als u behoefte aan de Zaligmaker hebt gevoeld, Christus heeft u dat doen voelen. Als u een wens kent om Christus te volgen, Christus heeft u die wens gegeven. Hoe nederig behoort een christen dan niet te zijn! Wij hebben niets te doen voor onze zaligheid; God heeft alles bewerkt. Het is onverdiende genade, die wij hebben ontvangen. Het is Zijn onbegrensde, onpeilbare liefde, die Hem er toe geleid heeft om ons te behouden en het is dezelfde liefde en genade, die ons nu nog staande houden. Hem zij de eer!