Als u een kind van God bent, behoort u Christus helemaal en onverdeeld toe. En toch zijn er niet weinigen, die zich schijnen te verbeelden, dat, als zij maar een hoekje in hun zielen kunnen overhouden voor hun godsdienst, alles goed kan wezen. Satan mag heerschappij voeren over de brede akker van hun verstand en oordeel, over hun gedachten en overleggingen, maar als slechts de schijn van godsdienst wordt bewaard in een stil hoekje, zal alles goed wezen. Ach, bedrieg u hiermee toch niet. Christus heeft nog nooit Zijn werk met een ander gedeeld. Hij wil u helemaal bezitten of helemaal niet. Hij wil helemaal en uitsluitend uw Meester, Heer en Koning zijn, of Zich helemaal niet met u bemoeien. Als u wilt, kunt u de satan dienen, maar wanneer u hem dient, kunt u niet helemaal aan God gewijd zijn. Als niet het voornemen en het verlangen van uw ziel is om elke gedachte en elke wens, elke kracht, elk vermogen en elk bezit aan Christus te wijden en te heiligen, hebt u geen reden om te geloven, dat u verlost bent door Zijn dierbaar bloed. Hij wil zonder mededinger heersen over Zijn volk, dat Hij Zich verkregen heeft. Christus wil het bezit van de mens met niemand delen.