Ach, vrienden, als ik wist, dat hier iemand aanwezig was, die zei: „Ik zal mij aanstaande woensdag bekeren,” dan zou ik wensen, dat hij besefte in welk een vreselijke toestand hij verkeerde, totdat die woensdag aanbrak, want wat zou het zijn, als hij zou sterven? Zou zijn belofte om zich op woensdag te bekeren, hem redden van een veroordeling op donderdag? Welnu dan, die zondaar zal verloren gaan – hij zal zeker verloren gaan, zonder dat hij een verontschuldiging heeft zijn bloed zal op zijn eigen hoofd zijn. Wanneer iemand bankroet gaat, en als hij dan kan zeggen: „Het is niet door roekeloos handel drijven – het is geheel gebeurd door oneerlijkheid van iemand, op wie ik vertrouwde, dat ik ben wat ik nu ben,” dan put hij daaruit enige troost, en hij zegt: „Ik kan het niet helpen.” Maar o, mijn lezers, als ge uw eigen ziel bankroet laat gaan, nadat ge gewaarschuwd zijt, dan zal uw eigen eeuwig bankroet aan uzelf te wijten zijn. Moge zulk een groot ongeluk ons nooit overkomen. Als wij het in verband kunnen brengen met de voorzienigheid van God, dan zullen wij het vrolijk kunnen dragen, maar als wij het ons zelf hebben aangedaan, wat is het dan vreselijk. Laat dan ieder mens, als hij verloren gaat, nadat hij het Evangelie heeft gehoord, goed bedenken, dat hij zijn eigen moordenaar is.