Het volk, dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en degenen, die zaten in het land van de schaduw des doods, dezelven is een licht opgegegaan. Mattheüs 4:16
Duisternis is een type van leed. De ziel die God niet kent, kent de rust van het hart niet. Er is geen troost in ons leed gelijk het Evangelie van Jezus Christus, en zij die er onbekend mee zijn, worden op een stormachtige zee heen en weer geslingerd, zonder een ankerplaats te hebben. Ere zij God: wanneer het leed de middernachtelijke duisternis heeft aangebracht, kan de genade het heldere middaglicht doen schijnen.
Deze duisternis was zonder twijfel met veel vrees vergezeld. Wij hebben de duisternis niet lief omdat wij niet vóór ons kunnen zien. En daardoor worden wij door ingebeelde gevaren verontrust. En eveneens zullen zij die onbekend zijn met het Licht van Christus, gewoonlijk de slachtoffers zijn van bijgelovige vrees. Ja, ook zullen oorzaken van gegronde vrees oprijzen’. Want zij zullen vrezen voor de dood, voor Gods rechterstoel, voor het vonnis der gerechtigheid.
Gelooft mij, er is geen duisternis zo zwart als de schrik die menig ontwaakt geweten bevangt als het zijn ellende ziet, maar geen Heiland kan vinden; de zonde gevoelt, en toch de weg niet ziet waarop zij wordt uitgewist.