Ik ging voorbij de akker eens luiaards, en voorbij de wijngaard van een verstandeloos mens; en ziet, hij was gans opgeschoten van distelen. Spreuken 24:30-32
Wanneer het zijn keuze geweest was, had hij zijn akker kunnen bewerken en zijn wijngaard verzorgen. Hij was niet ziek, maar een van die leeglopers die in lusteloosheid alle arbeid schuwen. In de dienst van God komt tot niemand de eis om te doen wat boven zijn macht zou zijn. Want wat de Heere van ons verwacht, is berekend naar de talenten die wij ontvingen, en niet naar wat Zijn wijsheid ons onthield. De man van twee talenten moet de winst van twee inbrengen, en ligt niet onder de verplichting om met de dienstknecht die er vijf ontving zo te wedijveren als waren ook hem er vijf toevertrouwd.
De luiaard op wie Salomo’s woord ons wijst, was te traag om een taak te vervullen die geheel binnen het bereik van zijn vermogens was. Niet gering is het aantal van hen in wie gaven sluimeren waarvan zij zich door hun traagheid nooit bewust worden. Maar nog aanzienlijker is het getal van hen die wel woekeren met gaven die hun zelf ten goede komen, maar de gaven die zij tot eer van hun Schepper moesten besteden uit ondankbare onverschilligheid ongebruikt laten.