De dingen, die gezien worden, zijn zinnebeelden van de dingen, die niet gezien worden. De werken van de schepping zijn voor de kinderen van God afbeeldingen van de geheimen van de genade. Gods waarheden zijn de gouden appels en het zichtbare geschapene de zilveren schalen. Zelfs jaargetijden vinden hun tegenhanger in de kleine wereld van het hart van de mensen. Wij hebben ook onze winter onze dorre, stormachtige winter — wanneer de noordenwind de wet tegen ons opsteekt, wanneer iedere hoop is verwoest, iedere zaak van de blijdschap begraven ligt onder de donkere aarde van de wanhoop, wanneer onze ziel gebonden is als een rivier, door het ijs verstijfd zonder vrolijke golfslag of dankbaar gekabbel. Maar, Gode zij dank, wij kennen ook tijden, wanneer de zachte zuidenwind in onze ziel waait, waarin eensklaps de wateren van het verlangen vrij zijn van banden, waarin de lente van de liefde komt, de bloemen van de hoop in ons hart verrijzen, de boom van het geloof nieuwe loten doet uitspruiten waarin het gezang van de vogels gehoord wordt en we vreugde en vrede hebben door het geloof in de Heere Jezus Christus. Deze gelukkige lentetijd wordt in de gelovige gevolg door een rijke zomer, waarin alle bloemen in bloei staan en de lucht vervullen met geuren waarin de vruchten van de Geest als citroenen en granaatappels tot volle bloei komen door de koesterende warmte van de Zon der gerechtigheid. Daarna volgt voor de gelovige de herfs. Dan worden zijn vruchten rijp en zijn velden klaar om te oogsten. Dan komt de dag, waarop de Heere Zijn vruchten bijeen vergaderen zal en ze in de hemel brengt; het feest van de oogst is nabij — de tijd waarop een nieuw jaar zal beginnen, een onveranderlijk jaar als de jaren van de Allerhoogste.