Ik ging voorbij de akker eens luiaards en voorbij de wijngaard van een verstandeloos mens en ziet, hij was gans opgeschoten van distels. Spreuken 24:30-32
Hoe heb ik mensen tot op hoge leeftijd een zuur gezicht zien zetten, afkeurend het hoofd zien schudden en de bitterste dingen horen zeggen tot veroordeling van personen die zichzelf gaven en niets onbeproefd lieten om zielen te winnen voor het Koninkrijk van God. Ik heb die luiaards goedgezinde mensen de voet zien dwarszetten. Hoe zullen wij de bitse en bittere veroordelingen van zulke stelseldrijvers overleven? Hoe zullen wij aan het vervolgen van deze zeer geleerde en altijd vittende luiaards ontkomen?
Salomo komt ons hier te hulp en ontneemt dit ras van hoogwijzen alle betekenis, door zijn verklaring dat de luiaard een verstandeloos mens is. Hoe? Zijn zij dan niet een standaard van de rechtzinnigheid? Komt hun niet het recht toe om ieder ander te verdenken? Wat zij ook menen mogen, Salomo meet hen met een andere maatstaf en oordeelt hen als zouden ze van verstand ontbloot zijn. Naar de letter mogen zij met het leerstelsel bekend zijn, maar de zin van Gods Woord verstaan zij niet. Verstonden zij de zin van het openbaringswoord, zij zouden weten dat de leer van de genade ons Gods genade in ieder deel van de leer doet onderkennen. Het is zo waar dat de Vader werkt tot nu toe en dat Hij in ons werkt, niet om ons tot nietsdoende, slaperige luiaards te maken, maar opdat wij Zijn wil en welbehagen zouden volbrengen.