U hebt vast weleens een klein kind gezien dat heel blij was met een geschenk dat hij van zijn moeder kreeg; het zei weinig woorden van dankbaarheid, maar in plaats daarvan valt hij haar in de armen en geeft zijn moeder zo’n dikke kus zoals hij haar nog nooit eerder gegeven heeft. Zo’n beeld lijkt op de liefde die er bestaat tussen een wedergeboren ziel en zijn God. De gelovige valt in een innige omhelzing van dankbetuiging om blijk te geven van zijn onuitsprekelijke dankbaarheid, het is oprecht en het komt uit zijn hart en daarom is het voor hem niet onder woorden te brengen. Het gewicht van de liefde is te zwaar om gedragen te worden op de rug van zulke arme en wankelende dragers als onze woorden. Deze omhelzingen zijn goed voor ons want het brengt ons dichterbij God. Het is als op een zwoele zomerse dag wanneer de reiziger zijn kleren uittrekt en in de koele, verfrissende beek duikt en er krachtig en fris weer uitkomt om zijn weg te vervolgen. Wanneer een ziel hetzij in gebed hetzij in lof heeft geleerd om tot God te naderen, dan baadt hij zich in de beekjes van de hemel (beekjes die zich vertakken van de rivier van het water des levens) en vervolgt verfrist en met hemelse kracht zijn weg.