Komt, gij, kinderen! hoort naar mij! ik zal u des HEEREN vreze leren. Psalm 34:12.
Hoewel u het gelooft, vrees ik dat velen van u niet verwachten over de bekering van kinderen te horen. In alle kerken heb ik een zekere afkeer bemerkt ten aanzien van vroege, kinderlijke vroomheid. We zijn bang voor het idee van een jongetje dat Christus liefheeft. En als we horen van een meisje dat de Zaligmaker volgt, zeggen we dat het jeugdige verbeelding is, vroege indrukken die weer weggaan. Beste vrienden, ik verzoek u om kinderlijke vroomheid nooit met wantrouwen te behandelen. Het is een teer plantje – ga er niet te ruw mee om. Onlangs hoorde ik een verhaal, waarvan ik geloof dat het echt is. Een lief meisje van zo’n vijf, zes jaar oud, dat echt Jezus liefhad, vroeg haar moeder of ze mee mocht naar de kerk. Haar moeder zei dat ze nog te jong was. Het kind was erg verdrietig en de moeder, die in de gaten had dat ze het oprecht meende, sprak erover met de dominee. Deze sprak met het meisje en zei tegen de moeder: ”Ik ben ten volle overtuigd van haar godsvrucht, maar ik kan haar niet meenemen naar de kerk, ze is nog te jong.” Toen het kind dat hoorde, kwam er een sombere blik in haar ogen. De volgende morgen vond haar moeder haar dood in haar bedje, met een paar glinsterende tranen in haar ogen. Ze was van louter verdriet gestorven. Haar hart was gebroken, omdat ze haar Zaligmaker niet had kunnen volgen zoals Hij dat haar had geboden. Voor geen geld ter wereld zou ik de oorzaak van de dood van dat kind willen zijn! Wees zorgvuldig in het omgaan met jeugdige vroomheid. Ga er teer mee om. Geloof dat kinderen net zo goed als u behouden kunnen worden. Als u ziet dat het jonge hart tot de Zaligmaker wordt gebracht, ga dan niet met harde woorden en vol wantrouwen daar tegen in. Het is soms beter bedrogen uit te komen dan het middel te zijn tot iemands ondergang. Geve God zijn kinderen een vaster geloof dat kleine genadeknopjes alle zorg verdienen.