aan de geroepenen, die door God den Vader geheiligd zijn, en door Jezus Christus bewaard: Barmhartigheid, en vrede, en liefde zij u vermenigvuldigd. Judas 1-2
Begenadigde zielen zijn nooit helemaal op hun gemak, behalve als ze in de nabijheid van Christus zijn; want als ze niet in de nabijheid van Christus zijn, verliezen ze hun vrede. Hoe dichter bij Jezus, hoe dichter bij de volmaakte kalmte van de hemel; en hoe verder van Jezus, hoe dichter bij die onrustige zee die de voortdurende onrust van de goddelozen verbeeldt. Er is geen vrede voor een mens die niet voortdurend in de schaduw van het kruis woont; want Jezus is onze vrede, en als Hij afwezig is, is onze vrede ook afwezig. Ik weet dat we, als we gerechtvaardigd zijn, vrede hebben met God, maar het is “door onze Heere Jezus Christus”, zodat de gerechtvaardigde zelf niet de vruchten van de rechtvaardiging kan plukken, behalve door in Christus Jezus te blijven, die de Heere en de gever van de vrede is. De christen zonder gemeenschap met Christus verliest al zijn leven en energie; hij is als een dode. Hij is zonder levenskracht, totdat Jezus komt. Maar wanneer de Heere Zijn liefde in onze harten uitstort, dan ontsteekt Zijn liefde de onze; dan springt ons hart op van vreugde, zoals de Doper in de schoot van Elizabeth. Als het hart in de buurt van Jezus is, dan heeft het een sterke hartslag. Omdat Jezus in dat hart is, is het vol leven en vol van kracht. Geliefden, alle vreugden van het leven zijn niets voor ons; we hebben ze allemaal gesmolten in onze smeltkroes en hebben ze bevonden als schuim. Omdat we in een staat van ontevredenheid zijn met alle sterfelijke dingen, hebben we door de goddelijke genade geleerd dat niemand anders dan Jezus, onze zielen gelukkig kan maken.