Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige; 1 Johannes 2:1
De apostel Johannes geeft ons een zeer duidelijk en nadrukkelijk getuigenis van de leer van volledige vergeving van de zonde. Hij verklaart dat het bloed van Jezus Christus, Gods lieve Zoon, ons reinigt van alle zonde en dat als een mens zondigt, wij een Voorspreker hebben. Het is duidelijk dat hij niet bang is om onrust te zaaien door deze waarheid te breed uit te spreken; integendeel, hij doet deze uitspraak met het oog op het bevorderen van de heiligheid van zijn “kleine kinderen”. Het doel van deze moedige verklaring van de liefde van de Vader voor zijn zondigende kinderen is “opdat gij niet zondigt”. Dit is een triomfantelijk antwoord op dat grove, onwaarachtige bezwaar dat zo vaak door de tegenstanders van het Evangelie tegen de leer van de vrije genade wordt gedaan, namelijk, dat zij de mensen tot losbandigheid leiden. Het lijkt er niet op dat de apostel Johannes zo dacht, want opdat deze “kleine kinderen” niet zouden zondigen, verklaart hij hun eigenlijk juist de leer die onze tegenstanders losbandig noemen. De mensen die denken dat Gods genade, wanneer deze volledig, eerlijk en duidelijk gepredikt is, de mensen tot zonde zal aanzetten, weten niet wat ze zeggen en waar ze het over hebben. Het is noch volgens de natuur, noch volgens de genade, dat de mensen een argument vinden voor de zonde in de goedheid van God.