Hebt den Heere lief, gij, al Zijn gunstgenoten! want de Heere behoedt de gelovigen, en vergeldt overvloediglijk dengene, die hoogmoed bedrijft. PSALMEN 31:23
Sommige passies van onze natuur kunnen overdreven zijn, en naar bepaalde voorwerpen toe kunnen ze te ver doorslaan; maar het hart kan, wanneer het naar God is gekeerd, nooit te warm zijn, noch te opgewonden, noch te stevig op het goddelijke voorwerp vastzitten: “Hebt den Heere lief, gij, al Zijn gunstgenoten!” Leg de nadruk op de woorden hebt den Heere lief, want u kunt niemand of iets anders meer liefhebben. Echtgenoot, u houdt van uw vrouw; ouders, u houdt van uw kinderen; kinderen, jullie houden van je ouders; en u houdt allemaal van uw vrienden; en het is goed dat u dat doet. Maar u moet alle deze liefde in kleine lettertjes spellen, en u moet Liefde tot God spellen in de grootste letters die u kunt vinden. Heb Hem intens lief; heb de Heere lief, al Zijn gunstgenoten, zonder enige beperking van uw liefde. Houd vervolgens van Hem met een diepgaand en blijvende liefde. Er is een bepaald soort menselijke liefde die heel snel brandt, als kreupelhout, en dan uitsterft. Er zijn ook enkele christenen die de Heere lijken lief te hebben bij vlagen, wanneer ze opgewonden raken, of bij bepaalde speciale seizoenen; maar ik bid u, geliefden, om uw liefde een diepgeworteld en blijvend vuur te laten zijn. Wat als ik het vergelijk met het branden in het hart van een vulkaan? Het is misschien niet altijd in uitbarsting, maar er is altijd een hevige hitte in het hart; en als het uitbarst, oh, wat een hemel is er, wat een warmte, wat een vlammenzee en wat een stortvloed van lava rondom! Er moet altijd vuur in het hart zijn, zelfs als het wat stil is.