Satan is als een hond, die kwispelstaartend staat te wachten of iemand van de aanzittenden hem iets zal toewerpen. Als hij niets krijgt, gaat hij heen. Zo wacht Satan op een driftig woord, een onzedelijke blik, een dreigend gebaar of een ontevreden stemming en als hij die niet vindt, dan wordt hij ontmoedigd.” Het zou onzinnig zijn, om deze helhond te bevredigen. Laat hem staan wachten, maar geef hem vooral geen woord of blik. Laat hem verhongeren, jaag hem terug naar zijn hol. “Geef de duivel geen plaats,” zegt de Apostel. Wij kennen zijn streken. Laat deze slang zijn eigen voedsel eten; dat is het stof; — laat ons in geen geval onze grootste vijand bedienen. Er moet veel gewaakt en gebeden worden, om deze sluwe verleider van ons af te houden. Toen hij tot onze Heiland naderde, vond hij in Hem niets; maar in ons is veel, dat hem aantrekt. Heere! gebied Hem nogmaals achter U te gaan. Verlos ons van de boze en verdrijf hem uit ons midden!