Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Morgen”
Het zal geschieden ten tijde van de avond dat het licht blijft. Zacharia 14 vers 7
Vaak zien wij onze oude dag met bezorgdheid tegemoet en we vergeten dat het ten tijde van de avond licht blijft. Voor veel gelovigen is de ouderdom de beste tijd van hun leven. De lucht die de zeeman tegemoet waait, wordt zachter als hij dichter bij de kust van de eeuwigheid komt, de zee wordt stiller, en overal heerst een heilige rust. De schitterende vlammen van het vuur van de jeugd vind je niet meer op het altaar van de grijsaard, maar het werkelijke vuur van ernstige gevoelens blijft. In ‘De Christenreis’ van John Bunyan bereikten de pelgrims op zeker moment het land Beulah, een prachtig stuk land, waar het aardse leven hemels aandeed. In dat land vond je engelen, er waaide een hemelse koelte, er groeiden paradijselijke bloemen, en de lucht was er vol met de muziek van serafs. Sommige christenen wonen hier jaren, maar anderen bereiken dit land pas een paar uur voor hun dood. Het is een hof van Eden op aarde. We mogen verlangend uitzien naar het moment waarop wij in dit schaduwrijke land zullen mogen rusten, en verzadigd zullen worden met de christelijke hoop. De ondergaande zon lijkt groter te zijn dan de zon die hoog aan de hemel staat, en prachtige stralen kleuren de wolken, die haar omringen. Het lijden verstoort de kalme rust van de ouderdom niet, want de kracht, die in zwakheid volbracht wordt, draagt dit met geduld. Op de tafel van de levensavond vinden we de rijpe vruchten van de ervaring. De ziel maakt zich klaar voor de rust. Gods kinderen zullen ook op het moment van hun sterven genieten van dit licht. Het ongeloof klaagt dat de schaduwen vallen, dat de nacht komt en het leven bijna voorbij is. Maar het geloof roept uit: ‘O nee, de nacht is bijna voorbij, en de echte dag breekt aan! Het licht van de onsterfelijkheid, het licht van het gezicht van Vader is opgegaan.’Lieve oude vriend of vriendin, leg je voeten op het bed, zoals Jakob het deed. Engelen wenken je toe. Vaarwel, geliefde, je bent vertrokken. Nu is alles licht. De poorten gaan open, de gouden straten blinken, zoals de steen jaspis. Wij bedekken onze ogen, maar jij ziet wat geen oog heeft aanschouwd. Vaarwel broeder, vaarwel zuster, je hebt ten tijde van de avond een licht, dat wij nog niet bezitten.