Want de HEERE zal Zijn volk niet begeven, en Hij zal Zijn erve niet verlaten. Psalm 94:14.
Neen, Hij zal zelfs niet één van hen begeven. Mensen hebben hun verlatenen, maar God heeft er geen; want zijn verkiezing is onveranderlijk, en zijn liefde is eeuwig. Niemand kan een enkel persoon ontdekken, die God heeft verlaten, nadat Hij zich tot zijn behoud aan hem heeft geopenbaard. Deze grootse waarheid wordt in de psalm vermeld om het hart van de ellendige op te beuren. De HEERE kastijdt de zijnen, maar Hij verlaat hen nooit. Het resultaat van het tweevoudige werk van de wet en de roede is onze onderrichting, en de vrucht van die onderrichting is een geruststelling van de geest, een ernst van de ziel, waaruit vertrouwen voortkomt. De goddelozen worden aan zichzelf overgelaten, totdat de kuil wordt gegraven, waarin zij zullen vallen en worden gevangen; maar de godvrezenden worden naar school gezonden om te worden voorbereid voor hun heerlijke bestemming hiernamaals. Het gericht zal de vergelding brengen en zijn werk aan de opstandigen voltooien, maar het zal evenzo komen om de oprechten en godvrezenden te rechtvaardigen. Daarom kunnen wij de roede van de kastijding met rustige onderwerping verdragen; zij betekent geen toorn, maar liefde.
“God moog’ kastijden en bestraffen,
maar nooit kan Hij onachtzaam zijn;
Hij moog’ in trouw verwijten maken,
maar Hij kan nooit zijn liefde staken”.