Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid, maar de droefheid van de wereld werkt de dood. 2 Cor. 7:10
Er was een tijd toen innerlijke bevinding voor alles gold en bevindelijke prediking aan de orde van de dag was.
Heden is er meer gevaar dat dit geminacht zal worden.
Het naar binnen kijken werd in vroegere tijd zo ver gedreven, dat er een ziekelijke zelfbeschouwing uit ontstond; toch behoort men er niet geheel en al van af te zien.
Een juiste diagnose van ziekte is niet alles; maar toch wel van grote waarde.
Een gevoel van armoede kan op zich zelf niet verrijken, maar het kan een prikkel wezen en opwekken.
De zondaren waren door een zekere prediking op onverstandige wijze opgewekt, om veel op hun eigen gevoelens en gewaarwordingen te letten. Velen beginnen troost te zoeken in hun eigen ellende.
Heden is het “geloof slechts! geloof slechts!” En dat met recht; doch wij moeten onderscheiden.
Er moet droefheid wezen over de zonde, werkende bekering. Van dit punt moeten wij
I. Zekere dwaalbegrippen wegnemen met betrekking tot bekering en droefheid over de zonde.
Onder de velerlei valse denkbeelden, die hieromtrent algemeen hebben geheerst, vermelden wij de veronderstelling:
1. Dat de blote droefheid van het hart over de zonde bekering is.
2. Dat er bekering zijn kan zonder droefheid over de zonde.
3. Dat men tot een zeker punt van treurigheid en verschrikking moet zijn gekomen, of dat wij anders niet waarlijk bekeerd kunnen wezen.
4. Dat de bekering slechts eens ervaren wordt en dat zij dan voorbij is.
5. Dat de bekering een allerongelukkigste gewaarwording teweegbrengt.
6. Dat de bekering vermengd moet wezen met ongeloof en dat wij daarbij gekweld moeten worden door de vrees: dat de genade voor onze smartvolle toestand ongenoegzaam zal blijken.
II. Maak onderscheid tussen de twee soorten droefheid, waarvan in de tekst melding wordt gemaakt.
1. De godvruchtige droefheid, die bekering werkt tot zaligheid, is -Droefheid over de zonde, als bedreven zijnde tegen God. Droefheid over de zonde, voortkomende uit een algehele verandering van zin. Droefheid over de zonde, die met blijdschap de zaligheid door genade aanneemt. Droefheid over de zonde, die tot toekomstige gehoorzaamheid leidt. Droefheid over de zonde, die tot een voortdurende volharding leidt in de wegen van God. De wegen van de zonde worden verlaten, omdat men ze verafschuwt. Van dit soort van berouw heeft men nooit berouw.
2. De droefheid van de wereld wordt-Veroorzaakt door het schaamtegevoel van ontdekt te zijn. Zij gaat vergezeld van harde gedachten over God. Zij leidt tot kwelling en gemelijkheid. Zij leidt tot verharding van het hart. Zij brengt de ziel tot wanhoop. Zij werkt een dood van de ergste soort. Van die droefheid moet men berouw hebben, moet men zich bekeren, want zij is zondig in zichzelf en zeer vruchtbaar in het voortbrengen van andere zonde.
III. Laat ons godvruchtige droefheid over de zonde in ons aankweken.
Kom, laat ons vervuld zijn van een heilzame smart, omdat wij-
1. Een reine en volmaakte wet hebben geschonden.
2. Aan een goddelijk en genadig evangelie ongehoorzaam zijn geweest.
3. De goede en hoogheerlijken God smart hebben aangedaan.
4. Jezus, wiens liefde teder en grenzenloos is: hebben veronachtzaamd.
5. Ondankbaar zijn geweest, niettegenstaande wij bemind, uitverkoren, verlost, begenadigd en gerechtvaardigd zijn, en weldra verheerlijkt zullen worden.
6. Zo dwaas zijn geweest om de vreugdevolle gemeenschap van de Geest te verliezen en de zielsverrukking van de gemeenschap met Jezus.
Laat ons dit alles belijden, laag neerzitten aan Jezus voeten, zijn voeten wassen met onze tranen en onszelf verliezen in liefde tot Hem.