Daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat, als gij het woord van de prediking Gods van ons ontvangen hebt, gij dat aangenomen hebt, niet als het woord van de mensen, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods woord, dat ook werkt in u, die gelooft. 1 Thess. 2:13, 14
“Want gij, broeders! zijt navolgers geworden van de gemeente van God, die in Judea zijn, in Christus Jezus; omdat ook gij hetzelfde geleden hebt van uw eigen medeburgers, gelijk als zij van de Joden.”
Paulus stort zijn hart uit voor de liefdevolle gemeente te Thessalonica.
Hij wist, wat het was gekweld te worden door de Corinthiërs en de Galaten; maar het gaf hem rust om aan de Thessalonicensen te denken.
Ook de zwaarst beproefde leraren hebben soms hun zonnige herinneringen.
Terwijl hij van die blijde herinneringen aan de Thessalonicensen spreekt, geeft Paulus ons een blik op drie zaken.
1. Dankzeggende leraren. “Daarom danken wij ook God.” Leraren schreien en zuchten niet altijd, ofschoon zij het dikwijls doen. Zij hebben, evenals Paulus, hun tijd van dankzegging.
1. Dit volgde op zware arbeid. Zie (1 Thess. 2:9). Alleen als wij met tranen zaaien, zullen wij met gejuich maaien.
2. Dit werd ondersteund door een Heilig leven. Blijf verwijlen bij ieder punt van (1 Thess. 2:10,11). Onheilige leraren zullen weinig oorzaak hebben tot blijdschap.
3. Het voorkwam allen eigen lof. Zij dankten God en dit is het tegenovergestelde van roemen in zich zelf.
4. Het had een gemeenschappelijk karakter. “Wij danken God”: Paulus, en Silvanus en Timotheus. Wij houden een broederlijke bijeenkomst van de vreugde, als God ons zegent in onze geliefde gemeente.
5. Het was van een blijvend karakter, “zonder ophouden”: Wij kunnen nooit ophouden van de Heere te loven voor zijn goedertierenheid in het redden van zielen.
6. Het moedigde hen aan om te blijven arbeiden. Volgens (1 Thess. 2:17) wensten zij de vrienden wederom te bezoeken en hen nog verder wel te doen.
Welk een zegen voor ons allen, als Gods dienstknechten blij om ons zijn! Hun blijdschap is onze zaligheid.
II. Hoorders, die het woord ontvangen. “Gij hebt het woord van de prediking Gods ontvangen.”
Niet allen ontvangen het. Hoe slecht wordt door sommigen met het evangelie gehandeld!
Niet allen ontvangen het, zoals de Thessalonicensen, want
1. Zij ontvingen het woord van de prediking Gods. Zij hoorden het met kalmte, met aandacht en hebben er zorgvuldig over nagedacht.
2. Zij ontvingen het Woord van God met een hartelijk welkom. Zij namen het aan door het geloof, met persoonlijk vertrouwen en blijdschap.
3. Zij hebben niet het woord van een mens ontvangen. Het is goed om naar die zijde de deur gesloten te houden. Wij kunnen niet alles ontvangen. Bloot menselijke leringen moeten wij verwerpen en des te meer plaats in ons hart houden voor het woord van de Heere.
4. Zij hebben het evangelie niet ontvangen als het woord van mensen. Hun geloof was niet gebaseerd op de bekwame, welsprekende, logische, dogmatische of liefderijke wijze, waarop het was gepredikt.
5. Zij ontvingen het als Gods geopenbaard woord en daarom ontvingen zij het-Met eerbied voor zijn goddelijk karakter. Met volle overtuiging van zijn onfeilbaarheid. Met gehoorzaamheid aan zijn gezag. In de ervaring van zijn heilige macht.
6. Zij hebben het zo ontvangen, dat het krachtig in hen heeft gewerkt. Het was practisch en heeft blijkbaar ingewerkt op hun leven en karakter.
III. Bekeerlingen, die de familietrek vertonen.
1. Zij waren als de Christenen in Judea, als de besten van hen, In geloof; in ervaring; in beproevingen.
2. Toch zijn velen van hun, als Heidenen, onder zeer ongunstige omstandigheden begonnen.
3. Zij hadden de kerk van God in Judea nooit gezien, zij waren dus geen werktuigelijke navolgers, maar zij werden hun gelijk.
4. Dit is een zeer bijzondere bevestiging van het goddelijk karakter van het werk. Dezelfde Heere werkt in alle gelovigen en over het algemeen zullen alle de heiligen hetzelfde ervaren, al hebben zij elkaar ook nooit gezien. Deze gelijkheid van alle wedergeborenen geeft ons een kostelijk getuigenis van de ervaring voor de goddelijke oorsprong van de bekering.
Laat ons door tegenstand niet versaagd worden, want te Thessalonica is Paulus vervolgd geworden en toch heeft hij overwonnen.
Laten wij ons in de algemene uitwerking van het Woord verblijden.