De ouderlingen, die onder u zijn, vermaan ik, die een medeouderling en getuige des lijdens van Christus is en deelachtig van de heerlijkheid, die geopenbaard zal worden. 1 Petr. 5:1
De zorg van de apostel. Het was zijn vurige begeerte, dat de ouderlingen de gemeente Gods zouden verzorgen en haar zichzelf ten voorbeeld zouden stellen.
De zachtheid van de apostel. “Ik vermaan,” niet: ik gebied, enz.
De nederigheid van de apostel-“een medeouderling.” Hij legt geen nadruk op zijn apostelschap, ofschoon dit een hogere bediening was.
De wijsheid van de apostel-“een medeouderling.” In deze hoedanigheid zal hij in zijn vermaning het meest op hen vermogen.
Behalve deze, noemt hij nog twee andere hoedanigheden. Hij noemt zich een “getuige des lijdens van Christus,” en hij zegt, dat hij “deelachtig is van de heerlijkheid, die geopenbaard zal worden.”
I. Een getuige van het lijden van Christus.
Laat ons, zo veel dit mogelijk is, met Petrus getuigen zijn.
1. Een ooggetuige van dit lijden. Apostelen moeten Jezus gezien hebben. Hij had het lijden en de dood van onze Here bijgewoond. Hierin kunnen wij niet delen en wij behoeven dit ook niet te wensen.
2. Een geloofsgetuige van dat lijden. Hij had vanaf het begin persoonlijk in Jezus geloofd. Daarna had hij geloofd door verdere gemeenschap met Hem.
3. Een getuigend getuige van dat lijden. Hij heeft getuigd hoe bitter dat lijden was, toen Jezus het droeg. Hij heeft getuigd van het gewicht en de belangrijkheid van dat lijden als verzoening. Hij heeft getuigd van de volkomenheid van dat lijden als genoegdoening. Hij heeft getuigd van de uitwerking van dat lijden in volkomen zaligheid.
4. Een deelhebbend getuige van dat lijden. In de verdediging van de waarheid leed hij van tegenstanders. Bij het streven om anderen te winnen heeft hij geleden in de zorg en bekommernis van zijn hart. Omdat hij de Heere diende, heeft hij verbanning, vervolging, de dood geleden.
Wat hij in al deze verschillende wegen getuigd heeft, is een beweegreden en prikkel geworden voor geheel zijn leven.
II. Een deelgenoot van de heerlijkheid, die geopenbaard zal worden.
Het is van groot gewicht, dat wij delen in alles wat wij prediken, want anders prediken wij zonder levendigheid en welverzekerdheid.
1. Petrus heeft in letterlijke zin een voorsmaak van de heerlijkheid genoten op de heilige berg. Ook wij hebben onze eerstelingen van de eeuwige blijdschap.
2. Petrus had de heerlijkheid, die geopenbaard zal worden nog niet gezien en toch was hij haar in geestelijke zin mede deelachtig. Ook ons delen er in moet geestelijk zijn. Petrus is er een geestelijk deelgenoot van geweest. Door het geloof in de zekerheid van de heerlijkheid. Door het reeds vooraf smaken van de blijdschap van de heerlijkheid. Door zijn sympathie met onze Heere, die in de heerlijkheid is ingegaan.
3. Petrus had de gevolgen gevoeld van het geloof in die heerlijkheid-In de vertroosting, die het hem aanbracht. In de hemelsgezindheid, die er in hem door werd gewerkt. In de moed, waarmee het hem begiftigde.
Deze twee zaken-zijn getuigen en zijn delen-heeft onze apostel vurig gemaakt in zijn ijver voor Gods heerlijkheid, omdat hij het goede woord had gezien en gesmaakt, heeft hij het gepredikt met levende kracht en met levende woorden. Alle-predikers moeten getuigen en deelgenoten zijn.
Dit heeft hem sterk doen aandringen bij anderen, om “de kudde Gods” te weiden. Zo’n man kon geen beuzelaars verdragen.
Dat is het volstrekt noodzakelijke, het onmisbare voor alle arbeid, die nuttig en de Heere welbehagelijk is. Alleen zij, die “getuigen en deelachtig” zijn, wil de Heere zegenen.