Indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen? 1 Petr. 4:18
“Nauwelijks zalig wordt,” dit wijst op het moeilijke van de verlossing.
Sommigen denken, dat het gemakkelijk is te beginnen met te geloven; maar de profeet roept: “Wie heeft geloofd?” en Jezus vraagt: “De Zoon des mensen, als hij komt, zal hij ook geloof vinden op de aarde?”
Sommigen kunnen wellicht ook denken, dat het gemakkelijk is te volharden tot de einde, maar aan de godvruchtigen kost het grote inspanning om het aangezicht naar Zion gericht te houden.
Het is geen gemakkelijke zaak zalig te worden: er is almachtige genade toe nodig.
Het is geen kleine zaak verloren te gaan, maar door onachtzaamheid kan ons dit overkomen.
Het feit: “De rechtvaardige nauwelijks zalig.”
1. Uit het verband leiden wij af, dat de rechtvaardigen slechts met moeite verlost worden vanwege het strikte van Gods regel. “Het is de tijd, dat het oordeel beginne van het huis Gods.” Dit speciale onderzoek is billijk en gepast. Het toetsen geschiedt op verschillende wijze; het geschiedt herhaaldelijk en door God zelf. Goed koren verdraagt de sikkel, de dorsvlegel, de wan, de zeef, de molen, de oven. De grote toets voor ons allen is het alwetend oordeel van God. Welk een genade is er nodig om die vuurproef te kunnen doorstaan!
2. Uit de ervaring van de heiligen komen wij tot dezelfde gevolgtrekking. Zij vinden zeer veel van hetgeen zij doen moeten om zalig te worden zwaar en moeilijk, zoals bijv. Christus eenvoudig als zondaren aan te grijpen. Van dag tot dag het vlees te overwinnen. De wereld met haar vleierij, haar bedreigingen, haar zeden en gewoonten te weerstaan. Satan en zijn afgrijselijke verzoekingen te overwinnen. Noodzakelijke plichten met ootmoed en heiligheid te volbrengen. Gaven van de genade te verkrijgen en te behouden. Voor de rechterstoel te staan van hun eigen ontwaakt en gereinigd geweten en er vrijgesproken te worden.
3. Uit het getuigenis van hen, die veilig aangeland zijn. “Deze zijn het, die uit de grote verdrukking komen.”
II. Wat uit dit feit afgeleid kan worden: “Waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?”
1. Indien zelfs de echte munt aan zo’n strenge toets onderworpen wordt, wat zal er dan met het “verworpen zilver” geschieden?
2. Indien de heilige nauwelijks in de hemel komen, waar zullen de goddelozen dan heengaan? Wat kunnen zij uitrichten, die geen God hebben? Wat kunnen zij aanvangen, die geen Zaligmaker hebben? Wat kunnen zij doen, die zonder de Geest Gods zijn? Wat zonder gebed, zonder het Woord, zonder Gods belofte, enz.? Wat zonder naarstigheid? Als de handelsman in weerwil van al zijn zorg zijn kapitaal verliest, hoe zal het de doorbrenger dan vergaan? Wat zonder waarheid? Als het vuur huizen verteert, die hecht en sterk gebouwd zijn, wat zal er dan van hooi, hout en stoppelen worden?
3. Indien de heiligen zo zwaar gekastijd worden, wat zal de gerechtigheid dan over de openbaren, God trotserende zondaar brengen?
III. Nog een gevolgtrekking. Waar zal de bloot uitwendige belijder verschijnen?
Indien de waarlijk godvrezenden er zo’n zware strijd voor hebben te strijden
Dan zal de uitwendige belijder in de vormen en plechtigheden van de godsdienst weinig vertroosting vinden. Dan zal de onoprechte belijder door zijn geveinsdheid ten verderve worden gebracht. Dan zal de laatdunkende bevinden, dat zijn hoogmoed hem weinig hulp of steun verleent. Dan zal hij, die op zijn rechtzinnige geloofsbelijdenis vertrouwde, vallen. Dan zal het hoge ambt slechts zijn verantwoordelijkheid vermeerderen.
IV. Nog een gevolgtrekking. Dan kan de verzochte ziel zalig worden.
Het schijnt, dat zelfs zij, die ware heiligen zijn, slechts met moeite zalig kunnen worden, bijgevolg kunnen ook wij zalig worden, al zal het ons dan ook op veel strijds te staan komen.
Het telkens weer opkomend bederf doet ons wankelen.
De wereld, die ons vervolging aandoet, is ons een zware beproeving.
Het verlies van inwendige blijdschap brengt ons tot stilstand.
Het mislukken van onze pogingen beproeft ons geloof.
Maar in dit alles hebben wij gemeenschap met de heiligen van alle eeuwen.
Zij zijn verlost en zalig; ook wij zullen verlost en zalig worden.
V. Nog een gevolgtrekking. Hoe liefelijk zal de hemel zijn!
Daar zullen de moeilijkheden voor altijd ophouden.
Daar zullen onze vorige beproevingen bijdragen tot onze eeuwige gelukzaligheid.