En als hij gedankt had, brak hij het en zei: Neem, eet, dat is mijn lichaam dat voor u gebroken wordt; doe dat tot mijn gedachtenis.1 Cor. 11:24
De mensen hebben deze gezegende verordening op ergerlijke wijze misbruikt.
Dit misbruik kunnen zij niet verontschuldigen door duisterheid of onduidelijkheid van de Schrift.
Er wordt niets gezegd van een offer of van een altaar, alles is geheel eenvoudig.
Het Avondmaal, gelijk wij het in de Heilige Schrift vinden, is een godsdienstoefening ter gedachtenis, ter getuigenis en ter gemeenschapsoefening, niets meer.
Er worden geen schikkingen gemaakt voor een met pracht en praal te verrichten ceremonie, zelfs geen houding van het lichaam wordt voorgeschreven; niets dan brood en druivensap; nemen, breken, eten, drinken en niets meer.
De geestelijke daad in het bijzonder wordt voorgeschreven; de gedachtenis van de Heere moet er zijn, of de feestviering van het Avondmaal faalt.
1. Er zullen zich ook andere herinneringen opdoen, maar die ene herinnering mag er niet door worden verdrongen.
De volgende herinneringen kunnen natuurlijk, geoorloofd en nuttig zijn, mits zij een ondergeschikte plaats innemen:
1. Aan onszelf, toen wij nog vreemdelingen waren.
2. Aan ons vorig toezien en wensen om mee aan de tafel te mogen aanzitten.
3. Aan ons eerste komen tot de Nachtmaalstafel en aan de genade, welke wij sinds die tijd van God hebben ontvangen.
4. Aan de dierbare afgestorvenen, die eens met ons hebben aangezeten.
5. Aan de geliefden, die thans niet met ons kunnen aanzitten, omdat zij door ziekte aan huis zijn gebonden.
6. Aan velen, die met ons tegenwoordig zijn en aan hetgeen de genade Gods voor hen heeft gedaan. Wij kunnen denken aan hun noden en behoeften, aan hun heilig leven, enz.
7. Aan de afvalligen, die evenals Judas hun valsheid hebben geopenbaard.
Hoe deze herinneringen zich ook als in ons verdringen, toch moeten wij voornamelijk en in de eerste plaats Hem gedenken, ter ere van wie dit feestmaal is bereid.
II. De verordening is voor die ene heilige gedachtenis een hulp.
1. De tekenen ervan stellen ons de Heere voor als wezenlijk Mens, substantieel vlees en bloed.
2. Op de tafel geplaatst, betekent hun tegenwoordigheid onzes Heeren dierbare gemeenzaamheid met ons, wijzen zij aan, hoe nabij wij Hem zijn.
3. Gebroken en uitgestort, tonen zij zijn lijden.
4. Het brood, afgescheiden van de wijn, toont het vlees, afgescheiden van het bloed en verklaart zijn sterven voor ons.
5. Etende, symboliseren wij de levenonderhoudende macht van Jezus en ons ontvangen van Hem in ons binnenste.
6. Nog verwijlende, als het Avondmaal voorbij is, doet het overgeblevene-de resten-er ons aan denken, dat er meer brood en wijn is voor andere Avondmaalsvieringen; en evenzo dat onze Heere voor alle tijden genoegzaam is.
Ieder deel van deze verordening wijst op Jezus, en daarin hebben wij het Lam Gods te aanschouwen.
III. Die heilige gedachtenisviering is ons zeer nodig.
Zij is ons nodig om onze gekruisigde Heere te gedenken, want
1. Zij is het voortdurende levensonderhoud van het geloof.
2. Zij is de prikkel van de liefde.
3. Zij is de fontein van de hoop.
4. Zij is een stem, die ons terugroept van de wereld, van onszelf, van twistgesprekken en twistgeschrijf, van de arbeid, van onze medegenoten-tot de Heere.
5. Zij is de wekstem, die ons oproept om heen te gaan. Zij is de voorsmaak van het bruiloftsmaal en doet ons verlangen naar “het bruiloftsfeest hier Boven.”
Boven alles betaamt het ons de naam van onze Here in ons hart gegraveerd te houden.
IV. Deze symbolische maaltijd oefent een zeer weldadige invloed uit door onze herinnering te verlevendigen en op nog andere wijzen.
1. Nog zijn wij in het lichaam en het materiële is een wezenlijke en zeer grote kracht. Wij hebben het nodig, dat er een teken, een gestalte is om het geestelijke te belichamen om het ons levendig voor ogen te stellen.
En daar de Heere werkelijk ons vlees en bloed heeft aangenomen en zelfs het materiele deel van ons bestaan bedoelt te verlossen, geeft Hij ons deze verbindingsschakel, met het materieels, opdat wij de dingen niet zo vergeestelijken, dat wij ze geheel doen verdwijnen.
2. Jezus, die onze vergeetachtigheid kende, heeft dit feestmaal van de liefde ingesteld en wij kunnen er van verzekerd zijn, dat Hij het voor het bestemde doel zal zegenen.
3. De ervaring heeft dikwijls bewezen van hoe grote waarde het is.
4. Terwijl het de herinnering van de heiligen verlevendigde, heeft ook de Heilige Geest zijn zegel er op geplaatst; want Hij heeft het meermalen gebruikt om hen, die ons plechtig feestmaal aanzagen, op te wekken en van zonde te overtuigen.
Het Avondmaal te vieren is verplichtend voor alle gelovigen. Verplichtend met de aanwijzing van het woord “dikwijls.” Het kan slechts nuttig zijn als hulp tot gedenken.
Streef naar de genade om uw Heere met liefde te gedenken.