Heb ik te weinig berouw?
22 september
Rondom de enge poort
24 januari
Toen de duif vermoeid was, herinnerde zij zich de ark en vloog onmiddellijk in de hand van Noach. O, u die vermoeid bent, u die de ark kent, waarom wilt u er niet naartoe vliegen? "Wanneer een Israëliet per ongeluk zijn medemens had gedood, wist hij van de vrijstad, hij vreesde voor de wreker van het bloed en vluchtte langs de weg naar de veilige plaats. U kent die schuilplaats ook en elke Zondag worden de wegwijzers langs de weg opgericht, maar toch komt u niet naar die plaats om de redding te vinden. De berooide zwervers en de dwalende zielen in de straten van Londen vinden voor de nacht een schuilplaats. Zij vragen om onderdak, zij scharen zich, op een regenachtige dag rond de deuren van het armenhuis, als mussen onder de dakrand van een gebouw. Zij smeken om onderdak en een korst brood. Maar wanneer het huis van genade wordt verlicht voor een menigte van armzalige geesten en de uitnodiging duidelijk met grote letters is geschreven: "WIE WIL, MAG KOMEN," dan wil men niet komen, waarmee ze de waarheid van Watts vers bewijzen: "Duizenden maken een ellendige keuze, En zullen liever verhongeren dan komen."
Ik kende ooit een goede vrouw die veel twijfels had. Ik sprak met haar en ontdekte de oorzaak van haar twijfel, het was dit: ze wist dat ze van Christus hield, maar ze was bang dat Hij niet van haar hield. "Oh!" zei ik: "dat is een twijfel die u helemaal niet hoeft te hebben, nooit, omdat ik er zeker van ben, dat het hart zo corrupt is, dat de liefde tot God er nooit zou zijn gekomen zonder dat God het daar inlegde. "U kunt er zeker van zijn, dat als u van God houdt, het een vrucht is en geen wortel. Het is de vrucht van Gods liefde geopenbaard in u en is daar niet gekomen door de kracht van enige goedheid in uzelf. U kunt met absolute zekerheid concluderen dat God van u houdt als u van God houdt. Er is van Zijn kant geen enkel bezwaar. Als er een bezwaar is ligt het altijd aan uzelf. En nu dit bezwaar aan u kant opgelost is, is er geen twijfel meer over. Oh, laat ons hart nu blij zijn en vervuld worden van grote vreugde, omdat de Heiland van ons heeft gehouden en Zich voor ons heeft ...
Er stond een tijdje geleden een verhaal in de kranten over een man die dood in een sloot werd gevonden, hij had daar zes weken gelegen. Er werd gezegd dat iemand een kreet had gehoord van "Verloren, verloren", maar het was donker en hij ging niet op pad om te zien wie het was! "VERSCHRIKKELIJK! VERSCHRIKKELIJK!" hoor ik u zeggen. Maar mogelijk is door u precies hetzelfde gedaan. U komt geregeld mensen tegen die niet roepen "Verloren", omdat ze niet het gevoel hebben verloren te zijn, maar dat zijn ze wel. Wilt u ze laten sterven in de sloot van hun onwetendheid? Er zijn ook anderen die wel roepen: "verloren!" en die een woord van troost nodig hebben. Wilt u ze laten sterven in wanhoop vanwege de behoefte daaraan? Lezer, laat de nood van de mensheid u tot werkzaamheid aanzetten.
Hoort u niet het breken van de golven van de onbekende zee? Ook u moet erdoor gaan! Krimpt u niet ineen voor de dreunen van zijn vreselijke golven op de rotsen van de tijd? Wat nu als het voor eeuwig een zee van vuur zou zijn? Wat als elke golf van die zee van vlammen over u heen zou slaan en u steeds weer onder zou drukken, maar u niet zou verdrinken, schipbreuk zou lijden en verloren zou gaan, maar niet vernietigd zou worden? Wat als u voor altijd over die vurige zee moet drijven, met het woord van Goddelijke toorn die u voortdrijft, maar nooit een toevluchtsoord kan vinden? Zondaar, er is nog hoop. Dit is niet het rijk van wanhoop. De grote ijzeren sleutel draait nog steeds niet in het slot om u voor altijd in de kerker te sluiten! Er wordt van Christus gezegd: "Hij sluit en niemand opent (Openbaringen 3:7)." Hij kan de hemel voor u openen. Vertrouw Hem met uw hele hart, treur om de zonde en haat het. Rust in Zijn bloed! Zoek een schuilplaats onder Zijn kruis. Hij zal u niet, nee, Hij kan u niet wegwerpen, want "Hij is in staat om ...
Ik breng mijn blinde vriend naar een hoge plek en ik smeek hem om naar het landschap te kijken. "Zie hoe de zilveren rivier zich een weg baant tussen de smaragdgroene velden, zie hoe die bomen een schaduwrijk bos vormen, hoe mooi is ginds de tuin, die tot in de perfectie is ontwikkeld en kijk eens hoe ginds dat edele kasteel pronkt op die heuvel van ongeëvenaarde schoonheid." Zie, hij schudt zijn hoofd; hij heeft geen bewondering voor het tafereel. Ik gebruik poëtische uitdrukkingen, maar hij voegt zich nog steeds niet tot mijn vreugde. Ik probeer duidelijke woorden te gebruiken en zeg hem: "Daar is de tuin en daar is het kasteel, daar is het bos en daar is de rivier – ziet u ze niet?" "Nee," hij kan niet een van hen zien. Wat scheelt de man? Heb ik het landschap niet goed beschreven? Heb ik een fout gemaakt in mijn uitleg? Heb ik hem niet mijn eigen getuigenis gegeven dat ik die open plekken heb bewandeld en langs die stroom heb gevaren? Hij schudt zijn hoofd, mijn woorden zijn verloren. Zijn ogen zijn de oorzaak. Laten we met deze overtuiging ook de zondaar benaderen; want als we dat ...
© Het Spurgeon Archief