Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
De vergeving van de misdaden, naar de rijkdom van zijn genade. Efeze 1:7
Er is geen liefelijker woord, dan het woord “vergeving,” als het in het oor van een schuldige zondaar klinkt. Het klinkt zoals de zilveren tonen van het jubelfeest van de gevangen Israëlieten. Gezegend, voor eeuwig gezegend, zijn die vriendelijke sterren van vergeving, die in de cel van de veroordeelde schijnt, en de stervende in de donkere nacht van de wanhoop een straal van hoop geeft! Kan het mogelijk zijn, dat zonde, zulke zonde als de mijne, vergeven, geheel en voor eeuwig vergeven kan worden? De hel is mijn deel, omdat ik een zondaar ben; er is geen mogelijkheid om het te ontkomen, als de zonde op mij blijft. Kan het gewicht van de schuld weggenomen, de scharlaken vlek uitgewist worden? Kunnen de onbuigbare stenen van mijn gevangenis ooit uit hun voegen losgerukt, of de deuren uit haar hengsels gelicht worden? Jezus zegt tegen mij, dat ik nog rein kan zijn. Eeuwig gezegend is de openbaring van schuldverzoenende liefde, die mij niet alleen zegt dat er vergeving mogelijk is, maar dat zij zeker gegeven wordt aan iedereen, die in Jezus rust hebben gevonden. Ik heb geloofd in de aangewezen verzoening, in de gekruisigde Jezus, en daarom zijn mijn zonden nu en voor eeuwig vergeven door Zijn plaatsbekledende smart en Zijn dood. Wat een vreugde is dit! Wat een zegen voor de mens, die van een volkomen vergeving verzekerd is! Mijn ziel draagt al haar kracht aan Hem op, die uit liefde mijn Borg werd, en verlossing door Zijn bloed voor mij heeft teweegbracht! Wat een rijkdom van genade heeft toch de vergeving! Alles te vergeven, geheel te vergeven, vrij te vergeven, voor altijd te vergeven. Hierin is een opeenstapeling van wonderen. En als ik bedenk hoe groot mijn zonden waren, Wie mij ervan reinigde, en hoe genadig de manier was, waarop de vergeving mij toegezegd werd, dan ben ik in een doolhof van bewonderende aanbiddende liefde. Ik buig mij neer voor de troon, die mij vrijspreekt; ik omvat het kruis, dat mij verlost; ik dien van nu aan de mens geworden God, door wie ik deze avond een nieuwe verzekering van de vergeving van mijn zonden ontvang.