Ben ik de hoeder van mijn broer? Gen. 4:9
En nu een verhaal over een derde bezoeker aan het huis van Spurgeon. Helaas waren er ook veel mensen die Spurgeon niet erg mochten. Sommigen dachten dat hij een bedrieger was, dat hij preekte om beroemd te worden of voor geld. Nou, één man die dat dacht, hoorde hem een keer preken. Misschien herinner je je het verhaal over de twee zonen van Adam en Eva, Kaïn en Abel. Abel was een godvruchtig man, maar Kaïn niet. Uiteindelijk doodde Kaïn zijn eigen broer, Abel. God wist hier natuurlijk alles van en sprak Kaïn aan op zijn vreselijke zonde. Spurgeon preekte over Kaïns woorden tegen God, ‘Ben ik de hoeder van mijn broer?‘ (Genesis 4:9). Spurgeon zei onder andere dat hij ieder mens als zijn broeder beschouwde. En dus wilde de man Spurgeon graag op de proef stellen, de volgende ochtend ging hij naar het huis van Spurgeon en belde aan. Een dienstmeisje deed open. De man zei: “Wilt u meneer Spurgeon vertellen dat zijn broer hem wil spreken?” Het dienstmeisje leek te aarzelen omdat ze vast wist dat Spurgeon maar één echte broer had, en zijn naam was James. Ze had James waarschijnlijk al heel vaak gezien en ze besefte dat de man die op de stoep stond absoluut geen James was! De man zei: “Wilt u zo vriendelijk zijn om mijn boodschap over te brengen?” En dus ging het dienstmeisje naar Spurgeon. Ik weet niet precies wat ze zei, maar het moet ongeveer zo gegaan zijn: ‘Er staat een man voor de deur die zegt dat hij uw broer is, maar het is niet uw broer James!’
Hoe dan ook, het dienstmeisje werd teruggestuurd naar de man en hij werd de studeerkamer van Spurgeon binnengeleid. Spurgeon zei: ‘Wel, mijn vriend, wat is het doel van uw bezoek?’ “Nou, meneer,” zei de man, “ik hoorde u gisteren preken en u zei dat u elke mens als uw broeder beschouwt. Ik ben een man, en ik zit zonder werk, dus ik dacht, kom laat ik eens kijken of u mij echt als uw broeder beschouwt! Spurgeon lachte en zei: ‘Nou, ik heb veel bezoekers gehad, maar ik denk dat u de vreemdste bent die ik ooit heb gehad! Maar blijf zitten dan krijgt u wat lekkers.’ Hij riep het dienstmeisje en zei: ‘Breng deze heer iets te eten – koud rundvlees, zilveruitjes, wat je maar hebt!’ Terwijl de man at, maakte Spurgeon een praatje met hem en gaf hem toen een briefje. Met dit briefje moest hij naar een van de diakenen van de kerk gaan, die een baan voor de man zou zoeken. Voordat hij wegging, bad Spurgeon met hem. Tegen die tijd was de mening van de man over Spurgeon volledig veranderd. Hij besefte dat hij helemaal geen bedrieger was. Wat Spurgeon in zijn preek had gezegd was echt en oprecht! Wat we beweren is niet zo belangrijk, maar wel wat we zijn. Als je beweert een christen te zijn, is die bewering dan oprecht? Ben je een echte christen?
Vertaald uit: Keep inching along and 51 other great stories.