1 Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Al-tascheth. 2 Spreekt gijlieden waarlijk gerechtigheid, gij, vergadering? Oordeelt gij billijkheden, gij, mensenkinderen? 3 Ja, gij werkt ongerechtigheden in het hart; gij weegt het geweld uwer handen op de aarde. 4 De goddelozen zijn vervreemd van de baarmoeder aan; de leugensprekers dolen van moeders buik aan. 5 Zij hebben vurig venijn, naar gelijkheid van vurig slangenvenijn; zij zijn als een dove adder, die haar oren toestopt; 6 Opdat zij niet hore naar de stem der belezers, desgenen, die ervaren is met bezweringen om te gaan.
De vijanden van David waren een talrijke en hechte groep, en omdat zij de vervolgde zo eendrachtig veroordeelden, namen ze voetstoots aan dat hun oordeel juist was. ‘Wat iedereen zegt moet waar zijn’ is een leugenachtige uitspraak op basis van de veronderstelling die men bij grote samenscholingen heeft. Hebben wij er niet allemaal mee ingestemd de man te achtervolgen en te doden, wie zou er dan op durven zinspelen dat zoveel grote mannen het mis kunnen hebben? Toch legt degene die vervolgd wordt de bijl aan de wortel door zijn rechters uit te dagen de vraag te beantwoorden of zij al dan niet rechtvaardig handelden. Mensen zouden er goed aan doen nu en dan eens stil te staan en in alle oprechtheid over deze vraag na te denken. Sommige van de mannen rondom Saul waren eerder passieve dan actieve vervolgers; zij hielden hun mond als het mikpunt van koninklijke haat gelasterd werd. Wie zwijgt, stemt toe. Hij die afziet van de verdediging van het goede, is zelf medeplichtig aan het kwaad.
Geen wonder dat sommige mensen het rechtvaardige zaad van de vrouw vervolgen; omdat zij allemaal tot het slangengebroed behoren, heerst er vijandschap tussen hen. Sinds de geboorte vervreemd van God – wat een toestand om je in te bevinden! Verlaten wij het rechte spoor zo vroeg al? Beginnen wij op hetzelfde moment met zowel het mens-zijn als het zondaar-zijn? Iedere waarnemer kan zien hoe gauw de kleinste kinderen al leugens opvoeren. Nog voordat ze kunnen spreken, bedrijven ze hun kleine kunsten van misleiding. Hij die vroeg in de morgen vertrekt, is voor de avond een eind op weg. Onoprechtheid is een van de zekerste bewijzen van een gevallen staat, en sinds onoprechtheid algemeen is, is de menselijke verdorvenheid dat ook. Is de mens ook een giftig reptiel? Ja, en zijn gif is precies als dat van een slang. De adder heeft slechts de dood voor het lichaam in zijn giftanden; maar de onbekeerde mens draagt gif onder zijn tong dat dodelijk is voor de hogere natuur. De mens blijkt, in zijn natuurlijke verdorvenheid, alle slechte punten van een slang te hebben zonder diens voortreffelijkheid. O zonde, wat hebt u aangericht!
Goddeloze mensen zijn niet voor het goede te winnen door de meest logische argumenten, of de indringendste oproepen. Beproef al uw kunsten, predikers van de wereld! Span u in om de vooroordelen en smaken van zondaars tegemoet te treden, en dan nog zult u uit moeten roepen: ‘Wie heeft onze prediking geloofd?’ Niet in uw muziek, maar in het oor van de zondaar ligt de oorzaak van de mislukking, en alleen de kracht van God kan haar wegnemen. Nee, wij roepen en roepen, en wij roepen tevergeefs, totdat de arm van de Heere wordt geopenbaard. Dit is zowel de schuld als het risico van de zondaar. Hij dient te horen, maar wil niet, en omdat hij niet wil horen, kan hij niet ontkomen aan de verdoemenis van de hel.
Overweging:
De principes van de goddelozen zijn nog slechter dan hun praktijken.