1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Nechiloth. 2 O HEERE, neem mijn redenen ter ore; versta mijn overdenking. 3 Merk op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God! Want tot U zal ik bidden. 4 Des morgens, HEERE, zult Gij mijn stem horen; des morgens zal ik mij tot U schikken, en wacht houden. 5 Want Gij zijt geen God, Die lust heeft aan goddeloosheid; de boze zal bij U niet verkeren. 6 De onzinnigen zullen voor Uw ogen niet bestaan; Gij haat alle werkers der ongerechtigheid. 7 Gij zult de leugensprekers verdoen; van den man des bloeds en des bedrogs heeft de HEERE een gruwel. 8 Maar ik zal door de grootheid Uwer goedertierenheid in Uw huis ingaan; ik zal mij buigen naar het paleis Uwer heiligheid, in Uw vreze.
Er bestaan twee soorten gebeden: gebeden die met woorden worden vertolkt, en de onuitgesproken verlangens die stille overdenkingen blijven. Woorden zijn niet de kern maar de inkleding van een gebed. Mozes riep aan de Rode Zee tot God, ook al zei hij niets. Toch kan het gebruik van woorden voorkomen dat de gedachten worden afgeleid, het kan de krachten van het hart ondersteunen en de overgave stimuleren. David gebruikt, zoals we zien, beide manieren van bidden, en begeert voor de ene dat hij ‘gehoord’ wordt, voor de andere dat hij ‘verstaan’ wordt.
Wat een veelzeggend woord! ‘Versta mijn overdenking.’ Als ik heb gevraagd om iets wat goed is, geef mij het dan; als ik verzuimd heb te vragen om datgene wat ik het meest nodig had, vul dan de leemte in mijn gebed in. Laat Uw heilige hart het beschouwen als aangereikt door mijn glorievolle Middelaar; bezie het dan in Uw wijsheid, weeg het op de weegschaal, oordeel mijn oprechtheid, en de ware staat van mijn behoeften, en antwoord mij op Uw tijd omwille van Uw genade! Laten wij de geest van het gebed onderhouden, die nog beter is dan de gewoonte van het gebed. We moeten beginnen te bidden nog voordat we neerknielen, en we moeten niet ophouden als we opstaan.
De morgen is de geschiktste tijd voor de gemeenschap met God. Een uur in de morgen weegt op tegen twee uur in de avond. Laat genade onze ziel bevochtigen terwijl de dauw nog op het gras ligt. Het Hebreeuws dat David gebruikt, is betekenisvol. Het is het woord dat gebruikt wordt voor het schikken van het hout en de delen van het offerdier op het altaar, en het wordt gebruikt voor het leggen van het toonbrood op de tafel. Ik zal mijn gebed ordenen; of: ik zal mijn gebeden opstellen.
Nu de psalmist zijn besluit om te bidden heeft verwoord, horen wij hem zijn gebed opzenden. Hij pleit tegen zijn wrede en goddeloze vijanden. Hij smeekt God hen van hem weg te nemen, omdat ze God zelf mishaagden. Laten wij hier de ernstige waarheid leren van de haat die een rechtvaardig God de zonde moet toedragen. Hij zal haar absoluut geen onderdak verlenen. O, wat zijn wij dwaas als wij proberen twee gasten te onderhouden die elkaar zo vijandig zijn als Christus Jezus en de duivel! Wees ervan verzekerd dat Christus niet in de salon van ons hart zal verblijven als wij de duivel in de kelder van onze gedachten onderhouden. Aardse koningen waren gewend om dwazen in hun gevolg te hebben, maar de enige wijze God zal geen dwazen in Zijn paleis daarboven hebben.
Na de beschrijving van het karakter en het lot van de goddelozen, komt David op de toestand van de rechtvaardige. Hij zal Gods huis binnengaan – niet door zijn eigen verdiensten, maar door de grootheid van Gods goedertierenheid. Hij nadert in vertrouwen vanwege onmetelijke genade.
Overweging:
Gods oordelen zijn alle geteld, maar Zijn barmhartigheden zijn ontelbaar.