8 Want de koning vertrouwt op den HEERE, en door de goedertierenheid des Allerhoogsten zal hij niet wankelen. 9 Uw hand zal alle vijanden vinden; uw rechterhand zal uw haters vinden. 10 Gij zult hen zetten als een vurige oven ter tijd uws toornigen aangezichts; de HEERE zal hen in Zijn toorn verslinden, en het vuur zal hen verteren. 11 Gij zult hun vrucht van de aarde verdoen, en hun zaad van de kinderen der mensen. 12 Want zij hebben kwaad tegen U aangelegd; zij hebben een schandelijke daad bedacht, doch zullen niets vermogen. 13 Want Gij zult hen zetten tot een wit; met Uw pezen zult Gij het op hun aangezicht toeleggen. 14 Verhoog U, HEERE! in Uw sterkte; zo zullen wij zingen, en Uw macht met psalmen loven.
Eeuwige genade beveiligt de middelaarstroon van Jezus. Hij Die in alle opzichten de Allerhoogste is, gebruikt al Zijn oneindige volmaaktheden voor de handhaving van de troon der genade waarop onze Koning in Sion regeert. Hij werd niet van Zijn voornemen afgebracht, noch in Zijn lijden, noch door Zijn vijanden, en ook zal Hij niet van de voltooiing van Zijn plannen worden afgebracht. Hij is gisteren, vandaag en eeuwig Dezelfde. Andere rijken bezwijken na verloop van jaren, maar de eeuwige genade houdt haar groeiende heerschappij eeuwig in stand; andere koningen falen omdat zij op een menselijke macht steunen, maar onze Koning regeert voort in majesteit omdat Hij op Jehova vertrouwt. Het is een groot vertoon van goddelijke genade voor mensen dat de troon van Koning Jezus nog tussen hen staat: alleen goddelijke genade kon hem handhaven, want menselijke slechtheid zou hem morgen omverwerpen als ze kon. Wij dienen op God te vertrouwen voor de verbreiding van het koninkrijk van de Heiland, want de Koning zelf vertrouwt op Jehova. Alle ongelovige werkwijzen, en vooral alle vertrouwen op louter menselijk kunnen, moet voorgoed verdwijnen uit een koninkrijk waarin de Koning het voorbeeld geeft van het wandelen in het geloof in God.
De vernietiging van de goddelozen is een gepaste reden tot vreugde onder de vrienden van de rechtvaardigheid; vandaar dat het hier, en in de meeste bijbelliederen, met een kalme dankbetuiging wordt opgemerkt. Wij rouwen over de verlorenen omdat het mensen zijn, maar we kunnen niet om hen rouwen in hun hoedanigheid van vijanden van Christus. Niemand kan ontkomen aan de toorn van de zegevierende Koning, en het is ook niet wenselijk dat dat zou gebeuren. Jehova zal Zelf de vijanden van Zijn Zoon bezoeken met Zijn toorn. De Heere Jezus zal als het ware oordelen in opdracht van God, Wiens plechtige goedkeuring en medewerking Hij zal krijgen bij Zijn vonnissen tegen onboetvaardige zondaren. Hier wordt de totale verdelging van ziel en lichaam, zodat beide verzwolgen zullen worden door ellende en verteerd door smart, bedoeld. O, de komende toorn! De komende toorn! Wie kan hem verdragen? Heere, red ons daarvan, in Jezus’ naam.
Het is altijd goed de Heere te prijzen wanneer wij denken aan Zijn goedheid jegens Zijn Zoon, en aan de onderwerping van Zijn vijanden. De verheerlijking van de naam van God moet iedere christen ter harte gaan; maar daar armzalige lieden als wij er niet in slagen Hem de eer te geven die Hij verdient, kunnen wij Zijn eigen macht te hulp roepen. De heiligen mogen een tijd treuren, maar de glorieuze verschijning van hun goddelijke Helper wekt hun vreugde. Vreugde moet altijd gekanaliseerd worden in lofprijzing. Alle eigenschappen van God zijn te vereren met de muziek van ons hart en onze stem, en wanneer wij een bewijs van Zijn macht zien, moeten wij dat verheerlijken. Hij alleen bewerkstelligde ons heil, en Hij alleen moet de lof ontvangen.
Overweging:
Zij die Christus als hun Koning en Verlosser hadden kunnen hebben, maar Hem verwierpen – zelfs de herinnering daaraan zal genoeg zijn om hen voor zichzelf in eeuwigheid tot een vurige oven te maken.