161 Schin. De vorsten hebben mij vervolgd zonder oorzaak; maar mijn hart heeft gevreesd voor Uw woord. 162 Ik ben vrolijk over Uw toezegging, als een, die een groten buit vindt. 163 Ik haat de valsheid, en heb er een gruwel van; maar Uw wet heb ik lief. 164 Ik loof U zevenmaal des daags, over de rechten Uwer gerechtigheid. 165 Die Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen aanstoot. 166 hoop op Uw heil, en doe Uw geboden. 167 Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen, en ik heb ze zeer lief. 168 Ik onderhoud Uw bevelen en Uw getuigenissen, want al mijn wegen zijn voor U.
Davids ontzag voor het Woord sloot zijn vreugde niet uit; zijn godvrezendheid was niet van een soort dat volmaakte liefde belet, maar van het soort dat die juist koestert. Hij beefde voor het woord van de Heere, en toch verblijdde hij zich erin. Hij vergelijkt zijn vreugde met die van iemand die lang in de oorlog is geweest, ten slotte de overwinning heeft behaald en nu de buit aan het verdelen is. De voordelen die onderzoek van de Schrift opleverde, waren groter dan de oorlogstrofeeën. Ook wij hebben te strijden voor de goddelijke waarheid; ieder leerstuk kost ons een veldslag, maar wanneer wij door persoonlijke worstelingen een volledig inzicht daarin krijgen, wordt het dubbel waardevol voor ons. In onze dagen leveren godvrezende mensen volop hun aandeel in de strijd voor het Woord van God; moge het onze buit zijn dat wij steviger vat hebben op het kostbare Woord.
Maar misschien heeft de psalmist zich verheugd als iemand die stuit op een verborgen schat waarvoor hij niet eens gevochten heeft. In dat geval zien wij een overeenkomst met de man van God die, lezend in de Bijbel, over de genade van God grootse en zalige ontdekkingen doet die voor hem liggen opgetast – ontdekkingen die hem verrassen, want naar zo’n beloning was hij niet op zoek. Of wij nu bij de waarheid komen als vinders of als strijders die erom vechten, de hemelse schat moet ons er even dierbaar om zijn. Met wat een rustige vreugde gaat de boer stilletjes naar huis met zijn gouden vondst! Hoe roepen overwinnaars als zij de buit verdelen! Hoe blij moet de mens zijn die zijn deel in de beloften van de heilige Schrift heeft ontdekt, en in staat is daarvan voor zichzelf te genieten, door het getuigenis van de Heilige Geest wetend dat het hem allemaal toebehoort.
Al Davids hoop was gevestigd op God, hij verwachtte van Hem alleen heil; daarop spande hij zich met alle toewijding in om de geboden van Zijn wet te volbrengen. Zij die het minst leunen op goede werken, zijn vaak degenen die de meeste goede werken hebben; datzelfde goddelijke onderricht dat ons bevrijdt van vertrouwen in onze eigen daden, brengt ons ertoe overvloedig te zijn in ieder goed werk tot eer van God.
In moeilijke tijden zijn er twee dingen te doen: het eerste is hopen op God, en het tweede is doen wat goed is. Het eerste zonder het tweede zou louter aanmatiging zijn; het tweede zonder het eerste louter formalisme. Het is goed als wij terugkijkend kunnen zeggen dat wij hebben gehandeld op de manier die de Heere geboden heeft. Als wij juist tegenover God gehandeld hebben, kunnen wij er zeker van zijn dat Hij vriendelijk zal handelen jegens ons.
Overweging:
Hoe meer hemelse waarheid wij in onze gedachten opslaan, hoe meer wij Hem lief zullen hebben; hoe meer wij de buitengewone rijkdom van de Bijbel zien, hoe meer onze liefde iedere maat en verwoording te boven zal gaan.