Welaan nu gij, die daar zegt: Wij zullen heden of morgen naar zulk een stad reizen, en aldaar een jaar doorbrengen, en koopmanschap drijven, en winst doen. Jakobus 4:13
Merk op dat deze mensen, terwijl ze dachten dat alles hun ter beschikking stond, alles gebruikten voor wereldse doeleinden. Er was van begin tot eind geen woord over God bij. Daarin zijn ze maar al te duidelijk het type van het gros van de mensen van vandaag. Ze zeggen: „We zullen inkopen en vervolgens de goederen naar een andere markt op korte afstand brengen en we zullen het met winst verkopen en er zo voordeel uit halen.”
Hun eerste en laatste gedachten waren zo aards en materialistisch als het maar kon. Hun enige ideaal leek samen te hangen met toenemende rijkdom en bezit van goederen. Dat was in hun hart de grootste ambitie.
Zijn er niet velen die op dit moment zo leven? Ze denken dat ze hun eigen leven kunnen uitstippelen en het enige doel van hun inspanningen lijkt te zijn: kopen en verkopen en winst behalen. Of: eer behalen, of plezier hebben. Hun harten reiken niet tot in de hoogverheven hemel. Ze blijven hier beneden rondkruipen. „Wij zullen, wij zullen.” Ze dachten er geen moment aan de zegen van God erover te vragen, noch te smeken om de hulp van de Allerhoogste.