Stel allen, die u lief zijn, in Gods hand. U hebt uw eigen ziel in bewaring gegeven, doe met ziel en lichaam van de uwen net zo. U wilt Hem voor u zelf al het aardse toevertrouwen, vertrouw Hem dan ook uw kostbaarheden toe. Merk, dat zij u niet toebehoren, maar dat God ze u geleend heeft, en ze ieder ogenblik terug nemen kan – als burgers van de hemel, die u niet gegeven zijn, maar slechts tijdelijk afgestaan zijn. Uw bezittingen zijn nooit zo veilig, als wanneer u bereid bent ze over te geven en nooit bent u zo rijk, als wanneer u al wat u hebt in de hand van de Heere stelt. Het zal de pijn van het gemis verzachten, als u vóór het gemis geleerd hebt dagelijks al wat u het dierbaarst is, in Gods hand te geven.