Maar brengt de tarwe samen in Mijn schuur. Matthéüs 13:30
Brengt de tarwe samen in mijn schuur.” Wanneer de Zoon des mensen dit bevelgeven zal, is Zijn werk geheel voltooid. Hij zaaide het goede zaad en zal ten laatste Zijn schuur geheel gevuld zien. Ontmoedige u dan geen teken van de tijd, want deChristus zal Zijn arbeid niet door teleurstelling gevolgd zien. “Om de arbeid van Zijn ziel zal Hij het zien en verzadigd worden.” Hij zaaide het kostbare zaad al gaande en wenende, maar voorzeker zal Hij met gejuich wederkomen, dragende zijn schoven.“Brengt de tarwe samen in mijn schuur,” en alsdan zal het blijken, dat Satans toelegen al zijn listen voor hem zonder vrucht zijn. De vijand kwam in de nacht en zaaide de boze tarwe, waar reeds de goede gezaaid was, in de hoop, dat deze schijntarwe de ware verstikken, of althans werkelijk beschadigen zou, Doch hoe listig hij alles beraamde, tegenover het beleid van de Heere van de akker moest zijn raad falen. Deze had zijn akker zo verzorgd, dat het door hem gezaaide en verzorgde met de boze tarwe kon opwassen en tot rijpheid komen, zodat hij in de dag van de oogst kon bevelen:“Brengt de tarwe samen in Mijn schuur.” De voorraadschuur van de Christus zalrijkelijk gevuld werden, en de vijand en belager van Zijn gemeente zal in het eind beschaamd staan.
Bij het inzamelen van de tarwe zullen de engelen werk vinden: “de maaiers zijn de engelen.” In dit woord ligt een oordeel voor de overste van de gevallen engelen. Hij zaait de boze tarwe, hij heeft de toeleg om de oogst te vernielen, daarom is de goede engelen de taak opgedragen een arbeid te volbrengen, die het zegepralen van de Christus staaft. Hun is het gegeven werkdadig te deden in de blijdschap van de Heere van de akker. In de door Satan ondernomen strijd komt al het nadeel aan zijn zijde, niets dan de hem van het begin bedreigde nederlaag zal zijn deel zijn.
Door de engelen in het beslissende uur werkzaam, te doen optreden, zal God alle met rede begaafde schepselen in de afloop van het verlossingswerk doen delen, hetzij tot aanbidding van Zijn grootheid en liefde, hetzij tot een oordeel over eigen teleurgestelde boosheid. Gods wondervolle werken zullen aan allen openbaar worden, want zij zijn niet in het duister of in een hoek geschied.
Allicht verliezen wij de engelen te veel uit het oog. Altijd behoorden wij een levendig- besef te hebben van hun tedere belangstelling in ons. Zij aanschouwen de blijdschap van de Vader over de bekering van Zijn verloren kinderen en delen in die vreugde. Zij zijn onze bewakers en boden van de genade. Zij dragen Gods uitverkorenen op de handen, opdat zij hun voet niet aan een steen stoten. Waar een kind van God sterft, alis het in een Lazarus‟ hut, daar naderen zij en dragen de erfgenaam van de hemel in de schoot van de Heere. Het moet ons een stof van heiliger blijdschap zijn, dat ook wij eens deel zullen uitmaken van de kring van de engelen, die voor de troon van onze Koning leeft. O denken wij daarom altijd aan hen met de belangstelling van de liefde.
Laat mij ditmaal mij zo aan onze tekst houden, dat woord voor woord daarvan een punt van onze overdenking uitmaakt. Het Schriftwoord vangt aan met “maar,” en dit is “EEN WOORD VAN SCHEIDING.”
Merkt op, dat de boze en goede tarwe samen opgroeien, totdat de dag van de oogst zal gekomen zijn. Het is velen tot een groot hartzeer, dat de goede tarwe met de loze samen moet opgroeien. De goddelozen zijn voor hen, die de Heere vrezen, als doornen en braamstruiken. Hoe vaak wordt aan het vroom gemoed de kreet ontperst: “O wee mij, dat ik een vreemdeling ben in Mesech, dat ik in de tenten Kedars woon!” De vijanden van de mensen zijn maar al te dikwijls leden van zijn eigen gezin, zodat zij, die zijn beste helpers behoorden te wezen, zijn hardnekkigste tegenstanders zijn, die met woord en daad hem plagen en kwellen. Vergeefs is het aan de aanraking met hen te willen ontkomen, want het is Gods Voorzienigheid, die toelaat, dat zij met de tarwe, en dit tot de dag van de oogst opgroeien. Vrome mensen hebben hun vaderland verlaten en zijn naar afgelegen landen gereisd, om daar gemeenten te grondvesten, waarin niet dan heiligen zouden gevonden worden; maar, helaas, reeds uit hun eigen gezin werden mannen en vrouwen van een geheel tegenovergestelde geest geboren.
De pogingen om de goddelozen en ketters-gezinden uit hun midden te bannen, heeft enkel tot vervolging en ander kwaad geleid, zodat het schijnbaar schone plan in elk deel op mislukking is uitgelopen. Anderen hebben gepoogd van de verzoekingen verlost te worden, door zich geheel van de wereld af te zonderen, en zo gehoopt door vluchten de overwinning te behalen; maar ook dat met Gods Woord strijdig pogen is niet de weg van de wijsheid gebleken. Voor deze tegenwoordige inrichting geldt hetWoord van de Heere: “Laat ze beiden samen opwassen,” maar er zal een tijd komen, waarop voorgoed een scheiding zal gemaakt worden. Dan, mijn goede Christin, zal u van alle vreze Gods vervreemde man u niet meer vervolgen. Zuster, die de Heere liefhebt, dan zult u niet langer een voorwerp van bespotting voor uw wereldsgezinde broeder zijn. Vrome werkman, dan zult u niet meer blootstaan aan het u uittarten en kwellen van goddeloze makkers, Dit “maar” zal een ijzeren afsluiting vormen tussen de godvrezenden en de goddelozen. In die dag zal de boze tarwe in busselen gebonden en met vuur verbrand worden, maar de Heer van de oogst zal zeggen: “Brengt de tarwe samen in Mijn schuur.”
Deze scheiding moet eenmaal komen, want het ondereen groeien van de goede en boze tarwe heeft op aarde zoveel smart en ellende gebaard, dat dit in een gelukkiger wereld niet kan voortduren. Wij kunnen wel aannemen, dat vrome ouders hun onbekeerde kinderen bij zich in de hemel willen zien, maar dit is iets onmogelijks, want God wil niet dat Zijn geheiligden verontreinigd, noch dat zijn verheerlijkten gekweld worden door het bijzijn van ongelovigen. De boze tarwe mag niet geduld bij het goede graan. Wie zou op aarde dulden, dat zijn schuur met goede vrucht en onkruid werd gevuld? Zulk een vermenging zou al een bijzonder slecht soort van landbouw zijn. De tarwe is voor gebruik ongeschikt, zolang zij niet geheel is gezuiverd. Zo ook kunnen wel in deze bedeling goeden en kwaden samenleven, maar in de toekomende wereld is dat ondenkbaar. Het uitgesproken gebod isondubbelzinnig: “Vergadert de boze tarwe, bindt ze in busselen en verbrandt ze, maarbrengt de tarwe samen in Mijn schuur.” Zondaar, kunt u hopen in de hemel te zullenworden toegelaten? U hebt de God van uw moeder nooit liefgehad, hoe zou Hij u in Zijn hemelse voorhoven dulden?
U hebt nooit in de Heiland van uw vertrouwen gesteld, hoe zou dan u Zijn heerlijkheid kunnen aanschouwen? Zou u in dronkenschap, vloekend en godslasterend en met een loszinnig lied op de lippen in de oorden van de heiligheid kunnen omwandelen? Zelf weet u, hoe de verering van de Allerhoogste u op de rustdag walgt en verveelt, zou u menen, dat de Heere zulke onwillige vereerders in zijn hemelse tempel zou toelaten? De rustdag is u een kwelling, wat hoop kunt u dan voeden, dat u zou ingaan tot de Sabbatsrust, die voor Gods volk is weggelegd? U hebt niet de minste smaak voor heilige bemoeiingen, u zou zulk een arbeid ontheiligen, indien men er u deel aan gunde, daarom is dat schei-dingmakend woord “maar” iets volstrekt noodzakelijks; u zult u de scheiding vanallen, die God vrezen, en dit voor altijd moeten getroosten. Hebt u met die gedachte vrede, is het u iets geheel onverschilligs voor altijd van uw vrome naastbestaanden en weldoeners te worden afgescheiden?
In die scheiding ligt het komen tot een geheel tegenovergestelde lotsbedeling.“Vergadert eerst de boze tarwe, bindt die in busselen om ze te verbranden.” Ik heb de moed niet over dit beeld breder uit te weiden, maar als de busselen gebonden zijn is er voor deze geen plaats dan in het vuur. Geve God, dat u nooit al de wroeging en angst kennen mag, die in dat woord “verbranden” liggen opgesloten, te meer daar het nog de welaangename tijd is en ook u het Evangelie van de verlossing verkondigd wordt. Voorwaar het is geen beuzeling, wanneer Hij, Die enkel liefde is, uw toekomstig lot met een door onuitblusselijk vuur gefolterd worden vergelijkt? Volkomen ben ik mij bewust dat geen woord, dat ik aan deze bedreiging zou kunnen toevoegen, de schrik er van zou kunnen vermeerderen.
Zij betekenen, dat de openbaring van de toekomende toorn iets ontzettends, iets onuitsprekelijk verschrikkelijks wezen zal, en dat elk beeld daarvan evenzeer beneden de werkelijkheid blijft, als geen beeld het lot van de zaligen volkomen kan afmalen. Wat moet wel de liefderijke, genadevolle Jezus in diewoorden hebben willen uitspreken: “Vergadert eerst de boze tarwe, bindt die inbusselen ter verbranding!” Merkt op, hoe onderscheiden lotsbedeling voor de dienarenvan de Heere en de knechten van de Satan is weggelegd. Wordt ook de tarwe verbrand? Nee, nee. “Brengt de tarwe samen in Mijn schuur. Daar zal deze voor altijdveilig en geborgen zijn. O, welk een oneindige afstand tussen hemel en hel! tussen harpen en engelen, en het geween en tandgeknars temidden van de boze geesten! Wie zal ooit de wijdte van de kloof meten, die de verheerlijkte heiligen, de met de priestergewaden en kronen van de onsterfelijkheid bevoorrechten, van de voor immer uit Gods tegenwoordigheid gebannenen scheidt?
Het is een vreselijk “maar,” dit maar, dat de scheiding aankondigt. Ik bid u, bedenkt, dat het onherroepelijk scheiding maakt tussen broeder en broeder, tussen moeder en kind, tussen man en vrouw. “De één zal aangenomen, de ander verlaten worden.” Wanneer dit zwaard tot verdeling gevallenis, is er nooit meer aan vereniging te denken. De scheiding is voor eeuwig. In de toekomende wereld houdt alle hoop op de mogelijkheid van een omkeer op.
Maar, zegt iemand bij het indenken van dit vreselijk, “maar,” waarom moet ereenmaal zulk een onderscheid worden gemaakt? Het antwoord moet luiden: omdat dit onderscheid in de grond van de zaak altijd aanwezig, was. De tarwe werd door de Zoon des mensen, de boze tarwe door Zijn vijand gezaaid. Het verschil in karakter was van het begin aanwezig: de tarwe was goed, de boze tarwe was onkruid. Dit verschil was niet terstond zichtbaar, het zaaisel van de vijand geleek tarwe, maar het werd allengs ook voor het oog van de dienstknechten zichtbaar, toen beiden opwiessen en de tarwe een volle, maar het onkruid een loze aar vertoonde. De twee planten waren geheel verschillend, en evenzo is een wedergeboren mens geheel verschillend van de niet wedergeborene; het werk van de Heilige Geest in de gelovige maakt hen tot geheel ongelijksoortige wezens. Ik hoorde eens een onwedergeborene zeggen, dat hij even goed was als enig vrome; maar zijn eigen woord was de openbaring van zijn blinde hoogmoed.
Gewis, in Gods oog is er een even groot verschil tussen de onbekeerde en door Christus verloste, als tussen duisternis en licht, tussen dood en leven. In de gelovige is een leven ontwaakt, waaraan de ongelovige geheel vreemd is. Denke toch niemand van ons lichtzinnig over dit heilig onderwijs, maar openen wij ons hart zo voor een algenoegzaam Zaligmaker, dat Gods Geest met onze geest getuigen kan, dat wij als tarwe in de schuur van de Heere zullen samengebracht worden. Het is vergeefs, dat wij onszelf een naam aanmatigen, of dat mensen ons die geven, de geaardheid van de tarwe moet de onze geworden zijn.“Tenzij iemand wederom geboren zij, hij zal het koninkrijk Gods niet zien.” God laatZich niet bespotten, en niets baat het ons, of wij ons Christenen, gelovigen laten noemen, als wij het in werkelijkheid niet zijn. Geen lidmaatschap bij enige gemeente, niets dat enkel uitwendig is, kan ons baten, alleen wie waarlijk in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven.
Een verstandelijk spreken over geloof baat niemand, het geloof moet beoefend, in daden betoond worden. Weest niet aan tarwe gelijk, dat is de loze tarwe, maar weest een halm, die een aar met dertig, zestig, mocht het zijn met honderdvoudige vrucht draagt. Geen uitwendig vertoon, geen nabootsing zal in degrote beslissende dag bestaan, want het schrikvol “maar” zal als een vuurzee scheiding maken tussen waarheid en schijn. Kom, Heilige Geest! daal u in ons midden, en moge door Uw kracht ieder van ons herschapen worden tot gelijkvormigheid aan onze Heere en Heiland Jezus Christus, opdat Hij eens ons als de zijnen zal erkennen en zeggen moge: “Brengt deze allen samen als tarwe in mijn schuur.”
II. Het tweede woord van onze tekst is: “Brengt samen.” Dat is EEN WOORD VANSAMENVOEGING. Welk een heerlijke zaak is dit op Jezus bevel samen brengen van de zijnen. Mij is het een heilig genot, wanneer ik velen zie samenstromen om het Evangelie te horen verkondigen. Is het ook niet een stof tot innerlijke verheuging, wanneer men op de Zondag en op werkdagen het bedehuis gevuld ziet met mensen, die gewillig hun woningen verlaten, en grote afstanden afleggen, om naar de prediking van de blijde boodschap van de verlossing te horen? Het is iets groots mensen tot dit doel samen te brengen, maar het samen brengen van de tarwe in de schuur van de Heere zal een nog veel heerlijker zaak zijn. Te vergaderen is op zichzelf reeds beter dan te verstrooien, en ik bid vuriglijk dat de Heere Jezus steeds een aantrekkende macht aan deze onze plaats van samenkomst moge verlenen, want Hij zoekt niet te verdelen of te verstrooien, maar tot Hem zal de toevergadering van het volk zijn.Heeft Hij ook niet gezegd: “maar Ik, als Ik van de aarde verhoogd zal zijn, zal ze allen tot Mij trekken.”
Laat het uw opmerking niet ontgaan, dat de vergaderden, op welke ons tekstwoord doelt, door bekwame dienaren bijeengebracht worden: “De maaiers zijn de engelen.”Wij leraars zouden dit werk niet kunnen verrichten, want ons ontbreekt de kennis om al de tarwe van de Heere met juistheid te onderscheiden. Wij zouden lichtelijk dwalen, sommigen door te grote inschikkelijkheid en anderen door overgrote gestrengheid. Ons gebrekkig oordelen weert soms heiligen en doet ons zondaren aannemen. De engelen kennen het eigendom van de Meester met volkomen zekerheid. Zij kennen ieder heilige, want zij waren getuige van hun geboorte tot het eeuwige leven. Engelen kennen het ogenblik, waarop de verloren zondaar tot inkeer komt, en zij verliezen de waarlijk berouwhebbende nooit uit het oog. Zij leven het leven van de gelovigen mee, en staan hen ter zijde in hun geestelijke strijd, en kennen daardoor allen van nabij. Gewis, de engelen weten hier de kinderen van de Vader, de goede tarwe van de loze te onderscheiden, en worden niet als wij door enig bedriegelijk uiterlijk voorkomen misleid. Zij zullen al de goede tarwe in de schuur binnenbrengen en al het onkruid zullen zij tot verbranding in busselen binden.
Door die keuze geleid, zullen zij in hun arbeid naar een bepaalde regel te werk gaan. Naar het onderwijs van de tekst zullen zij het eerst het onkruid vergaderen en in bossen binden, zodat er niets overig is dan de goede, voor de schuur bestemde tarwe. Het zaad van de slang, de kinderen van de Satan zullen afgescheiden worden van de kinderen van het koninkrijk, en daarna zal de Heere Jezus, de beloofde Verlosser, dezen als de zijnen aannemen en erkennen. Dit is het enig punt van scheiding, geen ander zal in die dag in aanmerking komen. Indien ook de meest aanvallige onbekeerde persoon zich bij de heiligen scharen wilde, zullen de engelen hem daar niet dulden,want de hun gegeven last luidt: “Brengt de tarwe samen.” Indien een naar de maatschappelijke regel stipt eerlijke in het midden stond en al de leden van de gemeente zich om hem schaarden, en de leraren op zijn mede aangenomen worden drongen, hij zou, als hij aan die eerlijkheid geen geloof paarde, niet in de schuur kunnen worden toegelaten. De engelen hebben in deze geen vrije keus. Zij moetendoen naar het woord: “Brengt de tarwe samen,” en niets dan deze mogen zij inbrengen in de schuur.
De toevergadering zal van zeer ver uiteenliggende plaatsen geschieden. Er is tarwe, die op de eilanden van de Stille Zuidzee rijpt, zoals ook in China en Japan. Andere tarwe wast in Frankrijk, en Amerika bezit gehele velden door de hand van de Heere bezaaid. Er is nauwelijks enig land meer, waar niet de Zaaier het goede zaad zaaide. Ik zou niet weten op te noemen, waar niet al de tarwe van de Heere wast. Er is een over- blijfsel naar de verkiezing van de genade onder alle volken, tongen en natiën, maar de engelen zullen al de tarwe in een schuur samenbrengen.
“Brengt de tarwe samen.” De heiligen zullen in alle rangen en standen van demaatschappij gevonden worden. De engelen zullen aren verzamelen uit de paleizen en aren ook uit nederige stulpen vergaderen. Velen zullen uit de hutten van onze dorpen en gehuchten, en velen uit de achterbuurten van onze grote steden door de trouwe en belangstellende dienaren van de Meester worden bijeengebracht. Uit de donkerste schuilplaatsen zullen de engelen kinderen van het licht tevoorschijn brengen, verdrukten in deze wereld, die slechts zelden de zon aanschouwden, maar die, omdat hun harten door het bloed van Christus gereinigd en vernieuwd waren, altijd God als hun Zon aanschouwden en in Zijn licht het licht van het leven zagen. In die dag zullen de vergetenen en verlatenen aan het licht worden gebracht, en wellicht van laatsten eersten worden; want de Heere weet wie de zijnen zijn, en de door Hem uitgezonden maaiers zullen niet één voorbijgaan, die hun Zender toebehoort.
Het is mij een liefelijke gedachte dat de kinderen van God uit alle eeuwen dan zullen samen gebracht worden. Daar, vertrouwen wij, dat ons aller stamvader Adam wezen zal, en moeder Eva in het voetspoor van haar geliefde zoon Abel en met hem op dezelfde offerande vertrouwend. Daar zullen wij Abraham, Izak en Jakob, daar Mozes, David, Jesaja, Daniël en alle tot volmaaktheid gekomen heiligen van aangezicht tot aangezicht zien. Welk een vreugde, daar de apostelen, martelaren en hervormers te zullen aanschouwen. Ik kan vol zijn van het verlangen om Luther, en Calvijn, en Bunyan, en Whitefield te ontmoeten. Hoe het wezen zal weet ik niet, maar toch ben ik verzekerd, dat wij in broederlijke betrekking zullen komen met de heiligen van alle eeuwen, met de gemeente van de eerstgeborenen; wier namen in de hemel zijn opgeschreven.
Waar en wanneer ook de tarwe tot rijpheid gekomen is, zij zal in één en dezelfde schuur worden bijeengebracht; samen vergaderd om nooit weer verstrooid te worden; bijeengevoegd uit alle afdelingen van de zichtbare kerk, om nooit weer vaneen gescheiden te worden. Op verschillende gronden rijpte deze oogst. Sommigen bloeiden op de heuvelgrond, waar de Episcopalen in volle heerlijkheid wassen; anderen rijpten op de lagere grond, waar de Baptisten en Methodisten in aantal toe- nemen; maar is eenmaal de tarwe in de schuur, dan zal niemand meer weten te onderkennen op welke grond de aren tot rijpheid kwamen. In die dag zal het gebedvan de Meester: “dat zij allen één zijn”, heerlijk tot vervulling zijn gekomen. Alledwaling heeft dan een einde, alle misverstand is dan opgeheven, elke miskenning vergeven, de ene Heere, het en geloof, de ene doop zal dan door allen gekend zijn en voor naijver en verschil zal geen plaats meer gevonden worden. Welk een gezegend samenzijn zal dat wezen! Welk een ontmoeting! Gods uitverkorenen, de keur van Zijn belijders zal daar samenzijn en voor altijd zullen zij elkaars bijzijn genieten.
Ik zou de gedachte niet kunnen dragen aldaar niet mede aanwezig te zijn. Indien er geen plaats van de pijn was, zou het mij reeds pijn genoeg zijn van een zo hemelse kring van belijders te zijn uitgesloten. Indien er geen wening en knersing van de tanden was, zou ik het reeds vreselijk genoeg keuren om het aanschouwen van de heerlijkheid en liefde van de Heeren te derven, Hem niet voor Zijn troon te kunnen loven en danken en de zegen te missen van het verkeren met de edelsten, die ooit op deze aarde leefden. Te- midden van de strijdvragen van deze tijd zucht ik, die mij de noodzaak heb zien opgelegd om een vriend van de strijd te schijnen, naar die liefelijke vrede, waarbij alle geestelijkgezinden in een lofakkoord zullen samenstemmen voor de troon van God en het Lam. Och, of wij reeds hier allen zo één konden zijn, dat wij ons voor eeuwig door één Geest verenigd gevoelden.
In de tekst is het volgende woord EEN WOORD VAN AANWIJZING. Reeds heb ik veel moeten zeggen, dat uitsluitend tot dit onderdeel behoorde. “Brengt de tarwe tesamen.” Niets dan de tarwe mag in de schuur van de Heere verzameld worden. Volgtmij met uw hart, wanneer ik bij dit punt u dring, om enige ogenblikken aan een ernstig en nauwlettend zelfonderzoek te wijden. De tarwe is door de Heere gezaaid. Bent u een zaaisel van de Heere? Vriend, indien u enige godsdienst hebt, van wie hebt u die? Is het uw eigen zaaisel, zo ja, dan is het zonder enige waarde. De goede tarwe wordt door de Zoon des mensen gezaaid. bent u door de Heere gezaaid? Heeft God door Zijn Heilige Geest het eeuwige leven, kenbaar in een levend en steeds voller bewustzijn van Zijn vaderlijke liefde, in uw hart uitgestort, zodat u met vrijmoedigheid en uit drang van het hart het “Abba” Vader in uw bidden uitspreekt?
Is dat heugelijkvoorrecht uw deel geworden aan de voet van het kruis? Hebt u daar, in de voor u gekruiste Christus de enige Middelaar tussen God en de mensen erkend, die op het hout Zichzelf ten zoenoffer gaf, om u als een verloren kind met de Vader te verzoenen? Is zo uw leven Christus geworden, zodat u niet meer uzelf toebehoort, maar Hem, die u van de slavernij en ellende van de zonde heeft vrijgekocht door Zijn bloed? Erkent u in waarheid de Zoon van God als uw Meester, is Zijn wil, zijn Zijn geboden de regel van uw leven, zodat het u een vraag van het hart is: “Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?” Is zo in alle dingen Christus het middelpunt van uw gedachten en leven geworden, zodat u in alles met Hem aanvangt en eindigt en het uw lust is Zijn welbehagen te doen? Indien u in deze trekken uw beeld herkent, dan is uw leven niet uit uzelf, maar uit Hem, Wiens genade alleen ons genoeg is, omdat Zijn kracht in zwakheid wordt volbracht.
De tarwe, welke de Heere zaaide, blijft een voorwerp van Zijn nooit rustende zorg. Tarwe heeft een aanhoudend toezicht en voortdurende verzorging van node. Een land- bouwer zou een slechte oogst thuisbrengen, indien zijn akker niet aanhoudend door hem werd nagegaan en verzorgd. Gevoelt u zo, dat ook het oog van de Heere op u is, dat Hij uw Hoede is en uw Schild? Is Hij het, Die u staande houdt in de strijd van dit leven en u de overhand doet houden over uw vele en velerlei vijanden? Is Zijn hulp u een grond van vrede, bij het geloof, dat niets meer u scheiden kan van de liefde van God, welke is in Christus Jezus, onze Heere? Kent u dit woord van de profetie vooruzelf bewaarheid: “Ik, de Heere, behoede hem, alle ogenblik zal Ik hem bevochtigen;opdat de vijand hem niet bezoeke, zal lk hem bewaren nacht en dag.” Getuigt uw innerlijk leven en wandel van zulk een bewaring? Antwoord oprecht op deze vragen, doe het uit liefde tot uw onsterfelijke ziel.
De tarwe is een nutdoend schepsel, een gave van God tot onderhoud van het mensenleven. De loze tarwe is voor niemand en tot niets goed. Wanneer de zwijnen dit onkruid aten, werden zij er door bedwelmd en waggelden als door dronkenschap bevangen. Behoort u tot de kleine kudde, die een weldadig zuurdesem is voor de hele mensen-maatschappij? Maakt de geest van uw gesprekken, het karakter van al uw handelingen u tot een voedzaam brood voor uw omgeving, zodat u door het geloof zeker mag zijn, dat uw voorbeeld en wandel een zegenrijke uitwerking hebben? Oordeelt voor Gods aangezicht en naar Zijn Woord, of uw invloed anderen ten goede komt, dan wel of misschien reeds enkel uw nietsdoen, uw lauwheid voor de belangen van Gods koninkrijk uw invloed ten kwade maakt?
“Brengt de tarwe samen.” U weet dat God al het goede: vastheid van karakter,nederigheid, zachtmoedigheid, liefde tot allen in u werken moet, en dat u zonder dat, nooit tot de kring van de gezaligde heiligen zult behoren. Eén zaak is vooral bij de tarwe in het oog vallend, dat zij het meest afhankelijke van alle gewassen is. Ik heb nooit gehoord van een tarweakker, wiens gewas vanzelf opgekomen en zonder zorg van de landman tot rijpheid gekomen was. Na een oogst moge er van het uitgevallen graan nog hier en daar een aar opschieten, maar zelfs in de vruchtbaarste delen van Noord-Amerika hoorde ik nooit van streken, die uit zichzelf met niet gezaaid graan waren bedekt. Nee, waar de mens niet is, ziet men ook geen tarwe, en waar de Christus niet is, wordt ook geen genade openbaar. Vooral op het gebied van het hogere leven danken wij het leven en alle dingen alleen aan Hem, Die de Landman, de Verzorger van de akker van de Geest is.
Hoe afhankelijk van verzorging echter de tarwe zij, toch staat zij boven alle andere gewassen in onze schatting; en ditzelfde geldt van de godvrezenden bij allen, die het leven en zijn verschijnselen met een verstandig hart beoordelen. Buiten en zonder Christus zijn wij niets, maar in Hem, en met en door Hem zijn wij met eer en heerlijkheid vervuld. O, welk een voorrecht om te behoren tot Zijn beelddragers, tot degenen, die op aarde Hem meer en meer gelijkvormig worden, in Wie de heiligen zich verblijden. Verhoede de Heere, dat wij door ongeloof; door lauwheid tegenover de hoogste liefde, een waardeloze tarwe, onkruid ter verbranding zouden blijken.
Het laatste woord van onze tekst, dat ik nog kort bespreken wil, is EEN WOORDVAN BESTEMMING. “Breng de tarwe samen in Mijn schuur.” Het inbrengen van de tarwe in de schuur zal op de dag van het oordeel voleindigd zijn, maar is reeds iedere dag in werking. Van uur tot uur worden Gods heiligen door Zijn engelen vergaderd, en in deze eigen ogenblikken gaan er hemelwaarts. Het is mij een blijdschap, dat ik het bijna als een zaak zonder uitzondering verneem, dat leden van onze gemeente, die door de dood worden weggenomen, met volle verzekerdheid tot de vreugde van onze Heere zijn ingegaan. God zij de eer, dat de onzen zalig afsterven. De beste zaak is goed te leven, Maar toch verblijdt het ons, zo dikwijls wij horen, dat geliefden in de Heere goed zijn afgestorven, want zulk een sterven is de kroon op een godzalig leven. Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven, van nu aan; ja zegt de Geest, en hun werken volgen hen. Zelfs zij, die voor deze wereld leven, kunnen zich niet onttrekken aan de macht, die van van het zegepralen van de Christen over de dood en zijn verschrikkingen uitgaat.
Met elke uur worden heiligen in de schuur van de Heere ingezameld. Daar is voor hen de rechte plaats. Wanneer wij van zulk een heengaan horen, gaat de troost de pijn van de scheiding te boven, want wij wensen dit voor onszelf het meest, dat wij in vrede mogen worden vergaderd, om bij Christus te zijn, dat verre het beste is. Indien detarwe spreken kon, zou elke aar zeggen: “Het doel van ons leven is rijpen voor de graanschuur.” Met het oog op dit einddoel diende de nachtvorst, de zonneschijn, de regen en dauw. Al wat de tarwe ten goede komt, werkt mede in het belang van de graanschuur. Eveneens is het met ons.. Alles werkt voor ons mede, om ons geschikt te maken voor de hemel, voor de vergadering van de volmaakt rechtvaardigen, voor de aanschouwing van de heerlijkheid van onze Koning. Ons sterven is geen wanklank in de muziek van ons leven, zelfs geen rustpunt, het is de overgang tot onze bestemming, de kroon op onze aardse strijd.
Voor de tarwe is de schuur de plaats van de veiligheid. Daar is geen honigdauw, daar geen vorst of hitte, droogte, plasregen of hagel meer te vrezen. Alle gevaar is daar voorbij, zij is tot volkomenheid gekomen. De arbeid van de landman heeft zijn beloning, zijn oogst is onder dak. Welk een heil, als voor ons de dag van de voleinding aanbreekt! O, mijn broeders, welk een zegen zal het voor u en voor mij zijn, wanneer wij tot rijpheid zijn gekomen, en Christus in ons de arbeid van Zijn ziel zal zien en verzadigd worden.
Het is mij een stof van de innigste blijdschap, zo dikwijls ik bedenk, dat de hemel Zijnschuur is. Zijn schuur, wat zegt dat? Het is alleen de armoede van onze taal, welke dwingt tot beelden als deze de toevlucht te nemen, waar sprake is van ons thuis bij de Vader, van ons inwonen bij Christus. De hemel is het paleis van onze Koning, maar in zover voor ons te vergelijken met de graanschuur, als hij voor ons de plaats van veiligheid, de plaats van rust is. Tot Christus‟ erfgrond zullen wij komen, voor datheerlijke oord rijpen wij. Wij mogen daaraan met zielsverrukking denken, want het inbrengen in de schuur sluit in zich het oogstfeest, en nooit nog hoorde ik, dat mensen hun rijk beladen schoven wenend volgden, of met tranen aanzaten aan het vreugdemaal na een gezegende oogst. Een verblijdende oogst kenmerkt zich door vreugdeliederen, handgeklap en feestelijk juichen. In die geest zij onze stemming ten aanzien van hen, die veilig zijn thuis gebracht. Een lied van dank past bij hun graven. Dit gevoel moet bij ons de overhand hebben, dat voor hen de bitterheid van de dood is voorbijgegaan. Denkende aan de heerlijkheid, die nu hun deel is, moeten wij zijn als de moeder, die na de barenssmart deze vergeet voor de vreugde, dat zij aan een mens het leven schenken mocht. Wederom juicht een ziel in de hemel, waarom dan zou u wenen, erfgenaam van de onverderfelijkheid! Is niet een eeuwige gelukzaligheid de vrucht van de doodsstrijd van de rechtvaardigen? Welgelukzalig dan zij, die stervende tot de vreugde huns Heeren ingaan. Laat dus dankbaarheid aan God voor Zijn onuitsprekelijke genade in Christus zich paren aan de smart, die de scheiding ons doet, want Hij nam onze geliefden weg uit een wereld vol moeite en strijd, om hen deel te geven aan Zijn rust en de vreugde van Zijn woning. Zou u uw vader, uw tot de grijsheid gekomen moeder, zou u een enige van uw geliefden hebben willen terughouden van de vrede en de zaligheid, die in het huis van de Vader bij hun Zaligmaker hun wachtten? Nee, nee, hoe zalig het ook hier zij de raad van God uit te dienen, en Zijn werk tot heil van anderen te doen, van hier uit te wonen en bij Christus te zijn is verre het beste. In geloof mogen wij naar die dag van zegepraal en bekroning uitzien, en daarnaar verlangen. Daarom, wat onze gestorvenen aangaat, laat ons in hun voorrecht en heil ons verblijden, zoals wij bij een oogstfeest met blijdschap vervuld zijn, en vertroosten wij elkander met deze woorden.
Amen.