Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten. Psalm 119:53
Lezer, voelt u die heilige ontroering bij het zien van de zonden van anderen? Als dat niet het geval is, ontbreekt het u aan innerlijke heiligheid. Davids wangen waren nat van waterbeken bij het zien hoezeer de onheiligheid de overhand had. Jeremia wilde wel ogen als springaders hebben zodat hij de ongerechtigheid van Israël zou kunnen bewenen en Lot kwelde zijn ziel door het aanhoren van de gesprekken van de mannen van Sodom. In het visioen van Ezechiël waren degenen die het merkteken ontvingen degenen die zuchtten en klaagden over de verdorvenheid van Jeruzalem. Als een gelovige ziel ziet hoe de mens zichzelf doemwaardig maakt, kan hij niet anders dan heel erg verdrietig zijn. Uit ervaring kennen zij het kwaad van de zonde en schrikken heel erg als ze anderen als een mot naar de vlam van de kaars toe zien vliegen. Zonde laat de rechtvaardige ziel beven, omdat daarmee de heilige wet wordt geschonden. Het behoud ervan is voor ieder mens van het hoogste belang; de zonde ondermijnt de fundamenten van de staat. De gelovige verafschuwen de zonden in anderen, omdat daardoor de Heiland gekruisigd werd; hij ziet in iedere overtreding de nagels en de speer. Hoe kan de verloste ziel de vervloekte zonde, die Christus gedood heeft, zonder afschuw aanzien? Zeg mij, lezer, bent u het hier volkomen mee eens? Het is vreselijk om God in Zijn gezicht te beledigen. De goede God verdient wel een betere behandeling, onze grote God eist dat, onze rechtvaardige God wil dat. Wees ervan verzekerd dat Hij het Zijn tegenstanders openlijk zal vergelden. Een vernieuwd hart beeft bij de onbeschaamdheid van de zonde en huivert bij het in ogenschouw nemen van de straf daarop. Hoe vreselijk is opstand! Wat een vreselijk oordeel staat de goddeloze te wachten! Lezer, lach nooit om de dwaasheid van de zonde, want dan loopt u het gevaar om de zonde zelf niet serieus te nemen. Het is zowel de vijand van u als van de Heere, veracht het, want alleen daardoor wordt heiligmaking gekenmerkt, zonder dewelke niemand de Heere zien zal.