Zijt nuchteren.” En betekent dat niet allereerst matigheid in alle dingen? Word niet zó opgewonden van vreugde dat het u kinderachtig maakt. Laat u niet bedwelmen en dol maken door werelds gewin of eer. Laat u aan de andere kant niet neerslachtig maken door voorbijgaande moeiten. Sommigen zijn zo verre van nuchterheid dat als er maar iets met hen mis gaat, ze meteen roepen: ’’Laat me maar sterven.” Nee, nee. ”Zijt nuchteren.” Kies het juiste midden, neem de gulden middenweg. Er zijn veel mensen die deze waarschuwing hard nodig hebben. Zijn er niet mensen om ons heen die vandaag heet en morgen koud zijn? Hun hitte is verzengend, hun koude als die van de Noordpool.
Als u ze soms hoort praten zou u denken dat het engelen zijn, maar als u ze op een andere keer bezig ziet zou u denken dat het engelen van een ander soort waren. Ze zijn mensen van uitersten: de ene keer zeer hoog, de andere keer zeer laag. Vandaag worden ze meegesleept door dit en morgen door dat. Ik kende eens iemand die ik gewoon was op een bepaalde manier te groeten als ik hem zag. Hij was een goed man, maar veranderlijk. Ik zei tegen hem: ’’Goede morgen, vriend! Wat bent u nu?” Hij was eens een dapper Arminiaan die jonge mensen terechtwees wat betreft de dwalingen van mijn Calvinistische leer. Kort daarna werd hij zelf uiterst Calvinistisch en wilde mij bovenmatig roemen, maar ik weigerde eraan toe te geven. Dan weer werd hij Baptist en was het op alle punten met me eens.
Maar ook dit was niet goed genoeg en hij werd lid van de Calvinistische Broedergemeente; en daarna ging hij terug naar de kerk waar hij begonnen was. Als ik hem dan tegenkwam, zei ik: ’’Goede morgen, broeder, wat bent u nu?” Hij antwoordde: ”Dat is ook wat, mijnheer Spurgeon; u stelde mij de vorige keer die vraag ook al.” Ik antwoordde: ”O ja? Maar wat bent u nu? Kunt u hetzelfde antwoord geven?” Ik wist dat hij dat niet kon. Tegen zulke broeders wil ik met ernst zeggen: ”Zijt nuchteren, zijt nuchteren.” Het kan niet wijs zijn om op deze manier over de weg te slingeren. Weet goed waar u uw voet neerzet en wees er volkomen zeker van voordat u van plaats verandert.
Nuchter te zijn betekent een kalm, helder hoofd te hebben en de dingen te beoordelen naar de regel van het recht en niet naar de regel van de massa. Laat u niet beïnvloeden door degenen die op straat het hardst schreeuwen en die de grootste trom slaan. Oordeel zelf, als mensen met verstand. Oordeel met kalme bedachtzaamheid, als voor Gods aangezicht. ”Zijt nuchteren,” dat is: wees helder van hoofd. De mens die drinkt en die zo de nuchterheid van zijn lichaam vernietigt is beneveld en doezelig, de weg kwijt. Omdat hij niet meer nuchter is maakt hij zichzelf belachelijk. Bega deze zonde niet geestelijk. Wees helder van geest en kalm wat betreft de dingen van God. Vraag of de genade Gods zo in uw hart mag heersen dat u vredig en gerust zult zijn en u geen last zult hebben van ongegronde angst aan de ene kant of dwaze hoop aan de andere kant.
”Zijt nuchteren,” zegt de apostel. U weet dat de woorden ”zijt nuchteren” soms vertaald kunnen worden met ’’wees waakzaam”; en er is inderdaad een grote verwantschap tussen deze woorden. Leef met uw ogen open, ga niet halfslapend door het leven. Vele christenen slapen. Hele gemeenten slapen. De dominee snurkt godgeleerdheid en de mensen in de kerkbanken knikken in koor. Veel heilig werk wordt op een slaperige manier gedaan. Op zondagsschool kunnen de onderwijzers en de kinderen slapen. Er kan een vereniging zijn die traktaten verspreidt en waarvan de bezoekers slapend langs de deuren gaan; u kunt alles op een dromerige manier doen als u dat graag wilt. Maar, zegt de apostel, ’’wees waakzaam, wees levendig; broeders, zie er levend uit, wees zo wakker geschud door dit plechtige betoog waarmee we u bestookt hebben dat u zich zult vermannen en al uw krachten aan de dienst van uw Heere en Meester zult geven.
Tot besluit, laten we hopen ”tot het einde toe.” Wanhoop nooit, twijfel zelfs nooit. Hoop wanneer het er hopeloos uitziet. Een zieke en lijdende broeder bestrafte me laatst omdat ik zo terneergeslagen was. Hij zei tegen me: ”We mogen ons nooit laf gedragen, maar ik denk dat u dat soms wel eens doet.” Ik vroeg hem wat hij bedoelde en hij antwoordde: ”U ziet er soms zo neerslachtig en mistroostig uit. Nu ga ik bijna sterven, maar ik zie geen wolken en heb geen angst.” Het verheugde me hem zo blij te zien en ik antwoordde: ”Het is waar, broeder, berisp me zoveel u wilt om mijn ongeloof, ik heb het rijkelijk verdiend.” Hij zei: ”U bent de vader van velen van ons. Bracht u niet mij en mijn vriend tot Christus? Als u zo neerslachtig wordt na zoveel zegeningen zou u zich moeten schamen.” Ik kon niets anders zeggen dan: ”lk schaam me en ik wens in de toekomst meer vertrouwen te hebben.” Broeders, we moeten hopen en niet bang zijn. Wees sterk in het heilig vertrouwen op Gods Woord en wees er zeker van dat Zijn zaak zal leven en bloeien. Hoop, zegt de apostel, hoop tot het einde, ga ermee door en hoop zelfs in het allerergste geval. Hoop zoveel als een mens kan hopen, want als uw hoop op God is kunt u niet teveel hopen.