Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Zijn leger is zeer groot. Joel 2:11
Mijn ziel, sta stil, en beschouw de macht des Heeren, die uw Heerlijkheid is en uw verdediger. Hij is een strijder, Jehova is zijn naam. Al de machten des hemels geven acht op zijn wenken, legerscharen van cherubijnen en van serafijnen staan voor zijn poorten; heilige wachters zijn zij, machten en krachten, die allen vaardig zijn om zijn wil te doen. Waren onze ogen niet met de verblindheid van het vlees geslagen, dan aanschouwden zij vurige paarden en vurige wagens, gelegerd rondom de kinderen Gods. Al de krachten van de natuur zijn aan de almachtige leiding van de Schepper onderworpen; wind en storm, weerlicht en regen, sneeuw en hagel, zachte dauw en vrolijke zonneschijn gaan en komen op zijn bevel. Hij stuurt de Orion op zijn pad, en regelt de loop van het Zevengesternte. Aarde, zee en lucht, en de benedenste delen van de aarde zijn legerplaatsen voor de grote machten van Jehova; het licht is zijn banier, en het vuur is zijn zwaard. Gaat Hij uit tot de oorlog, dan verwoest de honger het land, dan treft de pest de volkeren, de stormwind beroert de zee, de aardbeving schudt de bergen en alsdan sidderen de hechtste grondslagen van de wereld. Wat het levend gedierte aangaat, zij erkennen allen zijn oppergezag, van de grote vis af, die de profeet opslokte, tot “de vermenging van ongedierte” toe, dat de Egyptenaren kwelde, zij allen zijn zijn dienaren, en maken met de sprinkhaan en de rups afdelingen uit van zijn ontelbare machten, want “zijn leger is zeer groot.” Mijn ziel, zie toe, dat gij vrede gesloten hebt met deze machtige Koning; nee, meer nog, onderzoek u zelf, en kom tot de overtuiging of gij reeds vrede gesloten hebt met deze machtige Koning; zijt gij er zeker van, dat gij dienst hebt genomen onder zijn vlag? want het is een onzinnigheid om tegen Hem te strijden, en heerlijk is het in zijn dienst te staan. Jezus, de Immanuel, God met ons, staat gereed om ten allen tijde nieuwe strijders aan te nemen voor het leger Gods; ben ik nog niet onder het getal van zijn strijders opgetekend, laat mij dan nog tot Hem gaan, eer ik mij ter ruste neerleg, Hem smekende om mij aan te nemen ter wille van zijn eigen verdiensten. Maar ben ik reeds, zoals ik dit van harte hoop, een strijder van het kruis, laat mij dan goedsmoeds zijn, want vergeleken met mijn God. Wiens leger zeer groot is, is mijn vijand machteloos.