De Joden dan zeiden: Ziet, hoe lief Hij hem had! Johannes 11:36
Wanneer begon de liefde van Christus voor ons te werken? Het was lang voordat wij geboren waren, lang voordat de wereld werd geschapen: langgeleden, in de eeuwigheid, gaf onze Redder het eerste voorbeeld van Zijn liefde voor ons door onze zaak te steunen. Door Zijn goddelijke voorzienigheid bekeek Hij de menselijke natuur als een paleis dat geplunderd en afgebroken is. In de ruïnes nam Hij de uil waar, de roerdomp, de draak en allerlei onreine dingen. Wie was daar om het grote werk op zich te nemen en om dat geruïneerde paleis weer op te bouwen? Niemand behalve het Woord, Dat was met God en Dat was God. “Hij zag dat er geen mens was en verwonderde Zich erover dat er geen bemiddelaar was: daarom bracht Zijn eigen arm Hem verlossing en Zijn gerechtigheid ondersteunde Hem.” Voor de engelen begonnen te zingen, de zon, de maan en de sterren hun eerste licht uitstraalden in de oer- duisternis, behartigde Christus de zaak van Zijn volk en besloot niet alleen Zijn kinderen alle zegeningen terug te geven waarvan Hij kon voorzien dat ze die verliezen zouden, maar hun nog meer gunsten te geven dan ze ooit hadden gehad. Zelfs van eeuwigheid schepte Hij behagen in mensenkinderen. Als ik aan Hem denk, in dat verre verleden waarvan wij ons maar nauwelijks een voorstelling kunnen maken, hoe Hij zou worden “het Hoofd van alle dingen voor de kerk”, wat toen alleen bestond in de gedachten van God, dan barst mijn ziel uit in verrukking: “Ziet, hoe lief Hij ons had!”