Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hunner zonden niet meer gedenken. Jer. 31:34
Wanneer wij de HEERE kennen, ontvangen wij vergeving van zonden. Wij kennen Hem als de God van genade, die onze overtredingen voorbijgaat. Wat is dit een vreugdevolle ontdekking! Maar hoe goddelijk wordt deze belofte onder woorden gebracht: de HEERE belooft, dat Hij onze zonden niet meer zal gedenken! Kan God dan vergeten? Hij zegt, dat Hij het zal doen, en Hij meent wat Hij zegt. Hij zal ons beschouwen, alsof wij nooit hadden gezondigd. De grote verzoening nam alle zonden zó volkomen weg, dat zij in de herinnering van God niet meer bestaat. De gelovige wordt nu in Christus Jezus evenzo aangenomen als Adam in zijn onschuld; ja, meer nog, want hij draagt een goddelijke gerechtigheid en die van Adam was slechts menselijk. De grote HEERE zal onze zonden niet gedenken om ze te straffen, of om ons daarom een zier minder lief te hebben. Zoals een schuld, wanneer zij is betaald, ophoudt een schuld te zijn, zo ook wist de HEERE de ongerechtigheid van zijn volk volkomen uit. Wanneer wij over onze overtredingen en tekortkomingen treuren en dit is onze plicht zolang als wij leven, laten wij dan tegelijkertijd ons erover verblijden, dat zij nooit meer tegen ons ter sprake zullen komen. Dit doet ons de zonde haten. De vrije vergeving van God maakt ons begerig om Hem nooit meer door ongehoorzaamheid te bedroeven.