En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage. En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een ieder die de Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Johannes 6: 39, 40
Onze nieuwsgierigheid is zo onbeschaamd dat we zelfs in de gesloten bladzijden van Gods plannen zouden willen spieken. De mens heeft een onlesbare dorst om geheimen te ontdekken, mysteries op te lossen en gesloten gordijnen open te trekken. Hij wil te weten komen wat niet te weten is, en dat verleidt hem vaak tot de wildste gissingen en de vergaandste speculaties. Hoeveel mensen zouden zich niet naar elk willekeurig punt op de aardbol haasten om zicht te krijgen op de toekomst, als dat mogelijk was. Wat zouden ze graag een zoeklicht willen hebben waarmee ze de tijden en gelegenheden te weten zouden komen.
Te weten komen wat God verborgen houdt, schijnt een van de lage verlangens van het menselijke hart te zijn. Deze brutale zoektocht is zowel dwaas als zondig. Wat hebt u e maken, o mens, met Gods raad? Het is uw taak Hem te gehoorzamen, maar niet proberen te weten te komen wat Hem niet behaagt te openbaren. Maar laten we goed beseffen dat het evangelie een uittreksel is van de wil van God; en wel zo’n uittreksel, dat dat het diepste wezen van Zijn wil bevat. Er is absoluut niets in de wil van God dat tegen het evangelie ingaat. Onder de niet-geopenbaarde dingen kan er niets zijn dat in tegenspraak is met de geopenbaarde dingen. Geen van Gods geheimen kan een tegenstelling vormen met de waarheden waarvan God het goed achtte die te ontvouwen.
Daarom, u die de wil van God wilt kennen, hier is iets voor u om goed te bekijken en aandachtig te bestuderen. Als u die wil wilt lezen, hier wordt zij u gegeven in twee bewoordingen: “En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage.” En hier wordt dezelfde wil voor u verklaard, als u maar het hart hebt om het te ontvangen: “En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een ieder die de Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.”
De wil van God is onze redding. Zelfs de gedachte aan redding ontsproot eerst uit de wil van God. Zouden we aan onze eigen wil zijn overgelaten, dan zouden we maar al te bereid zijn geweest verder en verder van God af te dwalen. Het was niet de mens die met het idee kwam voor de wederoprichting van onze soort. God Zelf wilde het. Al onze hoop is geworteld in Zijn heilsplan. De wil die redding bedacht, vormde haar en bracht haar tot stand. Het was Gods wil die verordende dat redding door het geloof zou zijn. Het was Gods wil dat redding uit een verzoenend offer zou voortkomen. Het was Gods wil dat redding door wedergeboorte plaats zou vinden, en door volharding tot de volmaking. God heeft de weg der redding en de manier waarop redding tot stand komt, op Zijn eigen wijze vormgegeven. Het was Zijn wil die haar vormde. Zoals een vaas, ronddraaiend op de pottenbakkersschijf voor Hem, heeft Zijn vinger vorm en uiterlijk bepaald.
Naar Zijn eigen wil bracht Hij ons voort, opdat wij de eerstelingen van Zijn schepselen zouden zijn. Het is Zijn wil die degenen van ons die gered zijn, tot kennis der waarheid gebracht heeft. Zijn wil heeft ons ook geheiligd. We vertrouwen op die wil als de drijvende kracht die ons voorwaarts zal dragen, ons hele leven lang. Hij zal ons over de grenzen van de dood dragen in het land van de volmaakten. Daar zullen wij zonder zonde Gods aangezicht zien.
Welnu, we gaan dus over deze wil van God spreken. Het eerste vers spreekt over redding vanuit Gods gezichtspunt en het tweede over redding vanuit menselijk gezichtspunt. U weet, geliefde vrienden, dat het de algemene gewoonte is bij de verschillende stromingen onder christenen om één gedeelte van de Bijbel te nemen en daaruit te preken, en niets dan dat. Het is de plicht van alle voorgangers om slechts één kant van de zaak te belichten. Als ze eens een tekst tegenkomen die een andere richting uit lijkt te gaan, dan wordt van deze heren verwacht dat ze hem verdraaien om binnen hun theologie te laten passen. Ze gaan ervan uit dat slechts één waarheid de moeite van het verdedigen waard kan zijn. Het is nog nooit in het hoofd van sommige mensen opgekomen dat er twee schijnbaar onverzoenbare waarheden kunnen bestaan, die allebei even waardevol zijn.
Denk niet dat ik hier gekomen ben om de menselijke kant van het heil te verdedigen ten koste van de goddelijke. Ik heb ook niet het verlangen de goddelijke kant te verheerlijken ten koste van de menselijke. Liever dring ik er bij u op aan de twee teksten die we voor ons hebben allebei te bekijken. Wees bereid beide waarheden te ontvangen. Ik vind het heel gevaarlijk om te zeggen dat de waarheid tussen de twee uitersten in ligt. Dat is niet zo. De waarheid ligt in allebei, in het begrijpen van beide. Het gaat er niet om een deel van dit en een deel van dat te accepteren; om dit wat minder scherp te maken, en dat wat aan te passen. Dat is veel te veel de gewoonte. Nee, het gaat erom alles wat God ons openbaart te geloven en ten volle tot uitdrukking te brengen, of we dat nou met elkaar kunnen rijmen of niet. We moeten ons hart openen zoals kinderen openstaan voor het onderwijs van hun vader. Als we het evangelie gemakkelijk in een kloppend systeem zouden kunnen persen, zouden we er zeker van kunnen zijn, dat het niet Gods evangelie is. Want ieder systeem dat bij God vandaan komt, moet wel te groot zijn voor het menselijk verstand om het zomaar te kunnen begrijpen. Elk pad dat Hij kiest gaat ver voorbij de grenzen van onze horizon. We kunnen er niet een mooie kleine kaart van maken, met legenda erbij.
Het is gemakkelijk genoeg om kaarten van de wereld te maken. Ga er maar eens op uit om ze te kopen. Je zult erachter komen dat geleerden bijna iedere rots in zee, bijna ieder gehucht op land in kaart gebracht hebben. Maar ze kunnen niet op dezelfde manier het heelal in kaart brengen. Want hoewel er een atlas van de nachtelijke hemel is, staat daar nog niet eens één op de tienduizend sterren in. Als je door een telescoop kijkt, wordt het aantal sterren helemaal ontelbaar. Er zijn er zoveel meer dan wij kunnen tellen, dat het onmogelijk is om er systeem in aan te brengen en ze allemaal een naam te geven. We moeten ze met rust laten. Dit gaat te ver voor ons. Er zijn diepten die we niet kunnen doorgronden. Zelfs de sterkste kijker kan ons niet meer dan een klein hoekje van de sterrenwereld laten zien. Zo is het ook met de leerstellingen van het evangelie. Ze zijn te helder voor onze zwakke ogen, te geweldig voor ons eindige verstand om ze te bevatten, behalve vanaf een nederige afstand. Laat het ons deel zijn om zoveel we kunnen van hun heilige inhoud tot ons te nemen; om hen van harte te geloven, dankbaar aan te nemen en dan neer te vallen voor de Heere om onze zielen uit te gieten in aanbidding voor Hem.
1. Nu komen we tot onze twee teksten. De eerste is de GODDELIJKE KANT VAN HET HEIL. Dat moet het eerst komen, vanwege zijn waardigheid. “ En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft. Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage.”
Let goed op de aankondiging. Hoe koninklijk zijn deze woorden! “Dit is de wil des Vaders.” Wat een majesteit spreekt eruit! “Dit is de wil des Vaders.” Geen ‘als’, geen ‘maar’, geen vragen en smeken tot mensen. Geen knieval voor hun keus of koppigheid, geen gevraag of het hen zo bevalt, maar: “Dit is de wil des Vaders.” Dat is de absolute en onafhankelijke wil, die ronddraait om zijn eigen as. Die wil heeft de schepping uit het niets tevoorschijn geroepen, die wil kan niet gedwarsboomd worden, want hij is almachtig. Niemand kan tegen hem standhouden, want hij gaat altijd voort op zijn eeuwige koers. Het is een vaste wil, want God is niet zo wispelturig als wij zijn. Hij wil niet vandaag zus en morgen zo. ‘Ik ben God’, zegt Hij, ‘en Ik verander niet.’ Hij is “den Vader der lichten bij Welken geen verandering is, of schaduw van omkering.” Zijn wil is vast en onweerstaanbaar. Van eeuwigheid tot eeuwigheid blijft hij dezelfde en is aan geen verandering onderhevig. Zou u willen dat die wil verbeterde? Hoe zou dat kunnen? Kan God beter worden dan Hij is? Zou u willen dat die wil slechter werd? Zou God God zijn als Hij slechter kon zijn dan Hij is? Hoe zou volmaaktheid kunnen veranderen? Het moet voor altijd volmaaktheid blijven. Een verandering zou een onvolmaaktheid teweegbrengen in iets dat al volmaakt is. Voor Gods eeuwige verstand is er geen verleden en is er geen toekomst.
“He fills his own eternal now,
and sees her ages past.”
Vanuit de hemel ziet Hij in een oogopslag al die tijdspannes die wij eeuwen en perioden plegen te noemen. Voor hem zijn ze als het knipperen van een oog, “want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en als een nachtwaak”.
Laat me daarom opnieuw deze woorden voorlezen, want ze gaan over de redding van Zijn volk. “Dit is de wil des Vaders.” Ik zeg het opnieuw, en wat zijn het grandioze woorden: “Dit is de wil des Vaders”. O God, ik beef voor Uw wil, totdat ik deze zinnen lees. Ik weet niet wat Uw wil zou kunnen zijn. En omdat ik weet dat die wil volbracht moet worden, krimp ik in doodsangst ineen voor Uw voeten, totdat ik lees wat de wil van de Vader is. De wil van de Vader is genade! De wil van de Vader is liefde! De wil van de Vader is redding! Dan vliegt mijn hart aan Zijn boezem in de hoogste vreugde. Te bedenken dat Uw almachtige, onveranderlijke wil een wil is die het goede voor me wil! Een wil zo vol barmhartigheid, zo vol liefde.
Als we verder kijken naar dit getuigenis, worden we voorgesteld aan de gehoorzame Dienaar van die wil.“Dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft.” Lees het 38″ vers maar eens: “Want Ik ben uit de hemel neergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft.” Christus is dus de gehoorzame, gezonden dienaar van Zijn Vaders wil. Maar waarom zegt Hij: “niet opdat Ik Mijn wil zou doen”?
Owen legt terecht uit dat het in antwoord is op een kwaadaardige beschuldiging van de joden. Hij zegt dat de betekenis eerst en voornamelijk is “dat Hij niet de bedoeling had enig doel voor Zichzelf te dienen of tot stand te brengen dat onderscheiden of verschillend was van dat van Zijn Vader”.
Het wil ook zeggen dat “de wil van God, die Christus kwam vervullen, soms gebruikt wordt voor het gebod dat Hij van de Vader gekregen heeft.” Zo zegt Hij in de 40″ psalm: “Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen (in de Engelse vertaling: wil) te doen. En uw wet is in het midden mijns ingewands.” Het is alsof Hij aankondigt: “alles wat U van Mijn Middelaarshand vraagt, ben ik bereid op Mij te nemen.” Was het niet tot dit doel dat Hij waarlijk “de gestalte van een dienstknecht aangenomen heeft”? En was het niet voor precies hetzelfde doel dat de Vader uitdrukkelijk Zijn dienaar riep, zoals u leest in Jesaja 42: “Ziet, Mijn Knecht, Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Dewelke Mijn ziel een welbehagen heeft! Ik heb Mijn geest op Hem gegeven; Hij zal het recht den heidenen vóórtbrengen.” Hij is dus de dienaar van de Vader in het volbrengen van het werk waarvoor de Geest aan Hem gegeven was. Daarnaast kan ‘wil van God’ opgevat worden als Zijn bedoeling, Zijn verordeningen. Zijn welbehagen. Christus kwam naar de wereld om die te vervullen. Beetje bij beetje wordt zo de volle betekenis van de woorden voor ons duidelijk.
Als ik dat nog eens op me in laat werken, “niet opdat ik Mijn wil zou doen,
maar de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft”, dan ben ik geneigd te denken: “Ik moet mijn wil aan Gods voeten neerleggen.” En ja, het is alleen maar gepast en goed voor ons allemaal om dat te doen. Als iedereen uit ons midden zegt: “Ik kwam niet om mijn eigen wil te doen”, dan is dat logisch en terecht. Maar Christus, geliefden! Zijn wil is perfect. Zijn wil is net zo volmaakt als de wil van God Zelf. Hij valt in feite samen met de wil van God – hij moet ermee samenvallen. Maar Hij spreekt hier als de God-mens, als Middelaar. Hij drukt zich zo uit dat Hij voor ons het voorbeeld wordt van totale overgave en volmaakte gehoorzaamheid. “Er is geen verschil tussen God en Mij. Ik ben God, Ik wil wat God wil. Toch kwam zelfs Ik niet om Mijn eigen wil te doen, maar de wil van Degene Die Mij gezonden heeft.”
Waarom denkt u dat het nodig was dat Hij dat zei? Het was nodig, zoals ik al gezegd heb, als voorbeeld voor ons. Het was ook nodig zodat ieder van ons zou weten dat Christus geen Zaligmaker-op-eigen-gelegenheid is. Hij kwam niet in de wereld zonder opdracht en zonder autoriteit. Hij kwam hier bereidwillig genoeg- maar toch was de reden van Zijn komst de wil van Zijn Vader. Als Christus een zondaar vergeeft, is het Zijns Vaders wil. Als Christus een opstandeling aan Zijn hart drukt, is het Zijns Vaders wil. Alles wat Hij tot stand brengt is naar de wil van de Vader. Laten we Zijn Naam daarvoor loven.
Laten we verder gaan. Het lijkt erop dat het God behaagde aan Jezus, Zijn gehoorzame Dienaar, een bepaald aantal mensen uit het menselijke ras aan Hem te geven als Zijn eigendom. Is dat niet de duidelijke betekenis van de woorden “dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft Ik daaruit niet verlieze”? De Vader gaf aan de Zoon dus een bepaald aantal mensen. Ik geloof dat het een aantal is dat geen mens kan tellen, een aantal dat de beperkingen van onze gedachten ver overstijgt. Maar Hij gaf een bepaald aantal mensen die Hij had uitgekozen van voor de grondlegging der wereld. Deze mensen werden het eigendom van de Heere Jezus Christus.
Zij kwamen onder een ander verbond. Ze werden geplaatst onder de middelaarsheerschappij van de Zoon van God. Ze werden discipelen- niet door hun eigen natuurlijke aanleg, maar door Zijn genadige roeping. Ze werden Christus’ kudde, Hij was hun Herder. Ze zouden Christus’ lichaam worden, en Hij moest het Hoofd zijn. Te Zijner tijd zouden ze Christus’ bruid worden, en Hij zou de Bruidegom zijn. Zij zouden Christus’ broeders worden. Zij moesten op Hem gaan lijken zodat Hij de Eerstgeborene onder vele broeders zou worden. Dit is een geweldige en verheven transactie. Laten we haar niet vergeten of kleineren. Er was een dag voor alle dagen, toen er nog geen dag was, behalve de Oude van Dagen. Toen droeg de Oude van Dagen in Zijn eeuwige wijsheid een bepaald aantal mensen, die Hij had uitgekozen, over in de handen van Jezus Christus. Het heeft geen zin erover te vitten. Het is waar. Het was zo en het is zo, want de mond des Heeren heeft het gesproken. Gods eeuwige en verkiezende wil scheidde van de massa der mensheid een volk af dat het eigendom van Jezus zou zijn. Laten we hier ‘amen’ op zeggen.
Het volgende wat we hier leren is dat Jezus Christus het op Zich nam al deze personen te bewaren. Het was de wil des Vaders dat van al degenen die aan Christus gegeven werden. Hij niets zou verliezen. Niets. Dat is een opmerkelijke uitdrukking. Er staat niet dat Hij niemand zou verliezen, dat is waar. Maar er staat dat Hij geen ding, dat Hij niets zal verliezen. De Heere Jezus Christus heeft al degenen die door Zijn Vader aan Hem gegeven waren, in Zijn bewaring gesteld. Hij is de zekerheid. Hij is verantwoordelijk voor hen, en Hij houdt hen vast. Op wat voor manier doet Hij dat? Toen Hij zag dat ze verloren waren, verloste Hij hen. Toen Hij zag dat ze ver van Hem waren, trok Hij ze terug met Zijn genade, door de kracht van Zijn Geest. Toen Hij zag dat ze nog steeds geneigd waren af te dwalen, richtte Hij hun ziel weer op. Toen Hij zag dat ze onvolmaakt waren, heiligde Hij hen. Hij zal verder werken aan hun heiliging, en eens zal Hij zorgen dat ze zonder vlek of rimpel voor Hem staan.
Maar de tekst zegt dat Hij “daaruit niet verlieze”. Daar bedoelt Jezus niet alleen mee dat Hij niemand zal verliezen van degenen die Zijn Vader Hem gegeven heeft. Hij zegt er ook mee dat Hij geen enkel deel van één van hen zal verliezen. Kijk maar eens naar dat kind van God dat een paar maanden geleden stierf. We hebben hem in het graf gelegd onder vele tranen. We geloven dat zijn geest opgenomen is tot de rechterhand van God, maar waar is zijn lichaam? Ach, we willen het niet opgraven. Het zou een vreselijk gezicht zijn als we het uit de kist zouden halen; of als we het deksel zouden openen en naar die rottende massa zouden kijken. Dit is toch zeker wel een deel van iemand uit Christus’ volk dat verloren is gegaan! Ha, maar het is niet de wil van de Vader dat Christus iets zou verliezen van wat Hem was gegeven. Daarom voegt Hij eraan toe: “En Ik zal Hem opwekken ten eeuwigen dage.” Als de trompet klinkt, zullen de doden uit hun graven tevoorschijn komen, en er zal geen been van één van Christus’ verlosten in het graf overblijven – nog geen stukje ervan.
Ze zullen uit het land van de vijand terugkeren en er niets achterlaten. Toen Israël uit Egypte kwam, leidde de grote Heerser niet sommigen van Zijn volk uit terwijl Hij anderen achterliet. O nee! En het was ook niet zo dat Hij de mensen uitleidde terwijl Hij hun bezittingen achterliet. Zei Mozes niet tot Farao: “Geen beest zal achtergelaten worden.” Geen enkel lammetje uit al de kudden, nee niets zal achtergelaten worden. En net zo is het met de hele menigte die God de Vader in bewaring heeft gegeven aan Jezus. Er zal geen ziel verloren gaan. Er zal geen deel van hen verloren gaan, van hun lichaam, ziel noch geest. De dood zal zijn gevangenen laten gaan, ze zullen helemaal vrij zijn:
“Then all the chosen race Shall meet around the throne,
To bless the conduct of his grace And make his glories known.”
Dat is Gods kantvan de redding. Dat is de waarheid diehet eerste deel van onze tekst ons leert.
Hoor ik daar iemand zeggen: “Ik denk dat deze leer gevaarlijk is”? M’n beste man, voor wie is het gevaarlijk behalve voor dwazen? Als God het onderwezen heeft, kan het niet gevaarlijk zijn. Tegelijkertijd: er is nog nooit een waarheid geweest die dwaze mensen niet konden verdraaien en ten kwade konden keren. Touwen zijn goede dingen, maar velen hebben zich ermee opgehangen. En er zijn vele geweldige leerstellingen die mensen tot hun eigen verderf verdraaien. We kunnen Gods waarheid niet naar beneden halen om de dwaasheid en zonden van de mens tegemoet te komen. De vraag is: staat het in de Bijbel? Als dat zo is, laat dan niemand van ons ooit zeggen dat het gevaarlijk is.
“Maar”, zegt u misschien, “gaat het niet allemaal om de verborgen dingen?” Laat dat zo zijn. Dan hoeft u niet ongerust te zijn dat we erover spreken. Want niemand van ons kan iets ontdekken wat God verborgen heeft. Daarom hoeft u zich helemaal geen zorgen te maken dat we dat zullen doen. Als het verborgen is, dan kunnen we ons er niet mee bemoeien. Maar wat er ook maar van geopenbaard is aan ons en onze kinderen, we schamen ons er niet voor erover te spreken. Want God heeft zich niet geschaamd het ons te verkondigen.
De waarheid van de uitverkiezing is niet gevaarlijk. We hebben integendeel al bewezen dat het een goede, troostende, stevig gefundeerde, ziels- versterkende, heiligende leerstelling is. Want als er iets ter wereld een mens kracht, leven en energie kan geven, is het wel het geloof dat God hem uitgekozen heeft tot eeuwig leven; het geloof dat Hij hem een onoverwinnelijke natuur gegeven heeft die moet vechten tegen de zonde totdat hij overwint; het geloof dat Christus het op Zich genomen heeft hem veilig tot de rechterhand des Allerhoogsten te leiden. De dankbaarheid van een mens die dat gelooft, wordt de krachtbron van zijn leven.
“Loved of my God,for him again
With love intense I burn;
Chosen of Him ere time began
I choose Him in return.”
Slaven worden de strijd ingeslagen. Maar de vrije gaat van harte om te vechten voor de zaak die hem dierbaar is. De mens die alleen een goed leven leidt uit angst verdoemd te worden, is maar een huurling in het huis van God. Maar neem nu de mens die weet dat hij Gods eigen kind is, en nooit iets anders zal zijn! Hij weet dat God van hem houdt en wel van hem moet houden. Hij heeft geen verlangen naar beloning of angst voor straf, omdat hij gered is, voor eeuwig gered. Zo’n persoon zegt: “Ik houd van de Heere met heel mijn hart en ziel en kracht. Ik zal hem de gehoorzaamheid tonen van een kind, die zo oneindig veel hoger is dan de gehoorzaamheid van een slaaf.”
Ik zet vraagtekens bij de mogelijkheid deugdzaam te zijn zonder te kunnen zeggen: “Ik ben gered.” Wie goede werken doet om gered te worden, of om te voorkomen dat hij verloren gaat, handelt uit egoïstische motieven. Hij dient eerder zichzelf dan zijn God. Maar wie aan de andere kant voelt dat hij is gekocht voor een hoge prijs en dat hij isverlost, isgered en een kind van God is,die kan zeggen: “Nu hoef ik geen rekening te houden met mezelf, maar alleen met mijn God. Nu zal ik voor Hem leven, nu zal ik het uiterste geven om Zijn Naam te verheerlijken.” De Heere geve ons dat we in die toestand komen dat we deze leer kunnen begrijpen en ervan kunnen genieten. Mogen we dan door onze levens onze dankbaarheid bewijzen voor de grote weldaden die we van Hem gekregen hebben.
2 Nu ga ik naar de MENSELIJKE KANT kijken. Ik hoor daar al iemand zeggen: “Het eerste deel van de preek was goed, maar ik weet dat ik de tweede helft niet zal kunnen waarderen.” Mijn beste toehoorder, welk recht hebt u om te vitten op iets dat waar is? Iemand anders, aan de andere kant, zegt: “Ik geloof niet in dat eerste gedeelte, maar misschien wel in het tweede.” Mijn beste vriend, ik wilde wel dat u ermee ophield gedeeltes uit Gods Woord te pikken die overeenkomen met uw smaak. Neem liever het geheel, van begin tot einde, zodat u van alles kunt genieten en met alles uw voordeel kunt doen. Echt, broeders, het is schokkend aan al die theoretische moeilijkheden te denken die mensen voor zichzelf maken. Ze tonen een slim soort kritiek, die wel intelligent lijkt, maar gezond verstand mist. In ditzelfde hoofdstuk, in het 2Tvers, leest u: “Werkt niet om de spijs die vergaat, maar om de spijs die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal.”
Feitelijk heb je hier twee paradoxen in één zin. Er wordt u gezegd niette werken voor dat voedsel dat geen mens kan verkrijgen zonderwerk, en we!te werken voor het voedsel dat geen mens kan verkrijgen DOOR te werken, omdat het een gift is. Toch is er geen verklaring nodig. Het is duidelijk als het daglicht voor ieder verstandig hart. Dit is dan de menselijke kant van de zaligheid: “Dit is de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk die de Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.”
Let er op dat de toon niet minder verheven wordt. Dezelfde indrukwekkende woorden treffen ons op de drempel van beide verklaringen. “Dit is de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft.” De meest gunnende verkondiging van het evangelie die ooit gegeven kan worden is net zo goddelijk als de duidelijkste verklaring van onderscheid makende genade. Luister daarom met evenveel aandacht naar dit tweede deel. Het draagt dezelfde opdruk, hetzelfde goddelijke zegel: “Dit is de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft.”
Ziet u dat het hier om dezelfde gehoorzame dienaar gaat als hiervoor? Of je nu kijkt naar de goddelijke kant of de menselijke kant van de zaligheid, het meest in het oog springende onderwerp is steeds Jezus Christus. Als God op mensen neerziet, dan is dat door Zijn Gezalfde. Als mensen naar God opzien, is het door de Christus Gods, Die Hij gezonden heeft. We zullen dus uitweiden over de punten van onderscheid. In dit tweede vers worden degenen die deelgenoot aan de zaligheid genoemd worden, als volgt beschreven: “Ieder die de Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft.”
Hoe moeten we de woorden “ieder die de Zoon aanschouwt” opvatten? We kunnen de Zoon nu niet zien met ons natuurlijke gezichtsorgaan, want Jezus is opgevaren ten hemel. Maar wanneer we over Hem lezen in de evangeliën, en als we over Hem horen uit de mond van Zijn dienaren, dan zien we Hem in feite aan ons voorgesteld. De ogen van ons verstand kunnen Hem onderscheiden. Het zintuig van het geloof herkent Hem. Als we nu door dat zien, door die kennis, door die informatie over Hem, ertoe geleid worden in Hem te geloven, dan hebben we eeuwig leven. Wie het ook is – er staat ‘een iegelijk’. “Een iegelijk die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft” krijgt hetzelfde voorrecht. Dat geldt voor iemand met een groot geloof, maar net zo goed voor een klein kind met weinig geloof. Dat geldt een goed bekend staande man, maar net zo goed een man die tot nu toe niet zo gunstig bekend stond. “Een iegelijk die in Hem gelooft.” Betekent dat dat ik eeuwig leven heb als ik in Hem geloof? Ja, wie je ook bent. U kunt ernaar luisteren in het donker. Ik wil niet naar u kijken, om geen onderscheid te maken tussen de ene persoon en de andere. De belofte is groot genoeg voor u allemaal. Bent u zwart of wit? Bent u geel of bruin? Het maakt niet uit. Bent u rijk of arm, uit de hogere standen of onbekend en veracht? Het maakt niet uit. Wie u ook bent, ieder mensenkind geboren uit een vrouw, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, zal eeuwig leven hebben. Zijn er geen uitzonderingen? Absoluut niet. Moet niet aangenomen worden dat sommige karakters buitengesloten worden? Niemand wordt buitengesloten, behalve degenen die zichzelf buitensluiten. De geleerden en beleefden, de onwetenden en onbeschoften, “een iegelijk die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft” zal het eeuwige leven hebben.
Dat wil zeggen, om het nog maar eens te herhalen, dat iedere man, iedere vrouw, ieder kind, ieder menselijk wezen die zijn ziel toevertrouwt aan de Zoon van God, eeuwig leven heeft. “Ja maar,” werpt iemand tegen, “stel nou eens dat ik niet door God de Vader aan God de Zoon ben gegeven?” U hebt het recht niet om dat te denken. Als u gelooft in Jezus Christus heeft u eeuwig leven. Ik zou een beetje kunnen uitleggen, denk ik, hoe die twee zich met elkaar verhouden. Tenminste, ik heb een manier om het aan mezelf uit te leggen. Maar ik heb geen zin om het nu uit te leggen. Ik denk dat het helemaal niet noodzakelijk is om het uit te leggen, want het is gewoon zo. Er is nooit een ziel geweest die in Jezus geloofde die God de Vader niet aan Christus gegeven heeft. Er is nog nooit een ziel geweest die zijn vertrouwen op de Zaligmaker gesteld heeft, zonder dat uiteindelijk bleek dat die ziel daartoe voorbestemd was van voor de grondlegging der wereld.
Ik zal niet proberen tegenwerpingen te beantwoorden. Dat is de waarheid, de simpele en onopgesmukte waarheid. Dit is de wil van Hem die de Zaligmaker naar de wereld gezonden heeft: dat iedereen die de Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, onmiddellijk eeuwig leven heeft. Wat een geweldig evangelie is dit! Als ik ga preken, hoef ik niet te zeggen: ‘ik ga spreken tot Gods uitverkorenen.” Helemaal niet- “een iegelijk die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft” zal het eeuwige leven hebben. Ik heb ook niet tegen mezelf gezegd: “Nu ga ik zekere eigenschappen naar voren halen die naar mijn mening Gods uitverkorenen omschrijven.” Ik heb helemaal het recht niet om dat te doen. Het evangelie zegt: “Gaat heen in de gehele wereld, predikt het evangelie aan alle creaturen. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.” En ook dit zegt het evangelie: “..dat een iegelijk die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe.” Laat dat dan recht overeind staan. Laten we ons verheugen in deze eenvoudige waarheid, zonder haar vleugels te kortwieken.
Nu lijkt het erop dat degenen die in Jezus geloven, wie ze ook zijn, nu al in staat van veiligheid zijn gebracht. Want zodra ze in Hem geloven, hebben ze eeuwig leven. Ze worden levend gemaakt tot God, ze ontvangen geestelijk leven dat ze tevoren nooit hadden. De Heilige Geest komt in hen wonen en brengt hen tot leven. Tevoren waren ze dood in zonden en overtredingen, maar de Heilige Geest maakt hen levend tot God door Jezus Christus. En dit geldt voor iedereen die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft. Dit leven dat op deze manier gegeven wordt, is een leven dat niet kan sterven, want het is eeuwig leven. Eeuwig leven wordt gratis en soeverein geschonken. Dus iedere gelovige heeft in hem een levenskracht die net zo min kan worden vernietigd als God Zelf. Want zoals Gods leven een eeuwig leven is, zo wordt ook het leven van iedere gelovige ‘eeuwig leven’ genoemd.
O, zie de zegen hiervan, “dat een iegelijk die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe.” Ik wil er eigenlijk helemaal niet over preken. Ik houd ervan het als een snoepje onder mijn tong te houden en het langzaam tot me door te laten dringen. Er zijn hier mensen die zichzelf in de war brengen over de leer van het evangelie. Iedereen die dat doet, moet gewoon maar naar huis gaan terwijl hij deze woorden herhaalt.
Daarom zal ik ze nog een keer herhalen: een iegelijk die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, heeft het eeuwige leven.
Niettegenstaande dit cadeau van eeuwig leven, sterven de lichamen van gelovigen. Daarom heeft Jezus Christus eraan toegevoegd dat het de wil van de Vader is dat “Ik hem zal opwekken ten uitersten dage”. Het ziet er dus naar uit, geliefden, dat geen enkele gelovige en niets van een gelovige verloren zal gaan. Want als zijn lichaam in de grond gestopt moet worden, zullen de aarde en de wormen zijn vlees slechts louteren, totdat hij het bij het geluid van de laatste bazuin opnieuw aan zal doen. “Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.”
Als ik dus in Jezus geloof mag ik daaruit de conclusie trekken dat de Vader me aan Christus gaf om me te redden, en dat Christus me zal redden en bewaren totdat Hij uit de hemel zal afdalen. Dan zal Hij met grote stem Zijn verlosten uit de graven roepen. Op deze manier worden de twee waarheden verzoend. Mogen ze verzoend worden zowel in onze ervaring als in wat we geloven!
Tenslotte, laat me het volgende zeggen tot iedere bezorgde die hier aanwezig is: Geliefde vriend, wees nooit bang dat er iets is in de verborgen bedoelingen van God dat ingaat tegen de geopenbaarde beloften van God. Haal het nooit in uw hoofd, als u een gelovige bent, dat er een of andere duister raadsbesluit kan zijn dat u uitsluit van de voorrechten der genade. Raadsbesluiten of geen raadsbesluiten, “dit is de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk die de Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe”. Vertrouw daarom op Christus met heel uw hart, arme zondaar. Vraag er niet om te weten of uw naam in het Boek des Levens staat. Kom zoals u bent, op Gods eigen uitnodiging. Leg uw hand op Jezus Christus. De bloedvloeiende vrouw kon niet zeggen of het geschreven stond in het boek der raadsbesluiten dat ze genezen zou worden. Maar ze naderde de Heiland van achteren en raakte de zoom van Zijn kleed aan. En ze werd genezen! De stervende moordenaar aan het kruis vroeg zich niet af “was ik uitverkoren door God van voor alle tijden?” Nee, hij zei: “Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn.”
Doet u maar net zo in uw huidige noodtoestand. Laat uw gebed passen bij de mogelijkheid die u vandaag geboden wordt. De leer der raadsbesluiten heeft nooit invloed op het alledaagse leven van een mens. Welke hongerige man zou stoppen, of aarzelen als er voedsel voor hem staat? Zou hij dan zeggen: “Ik weet niet of het Gods bedoeling is dat ik eet”? Nee, hij eet gewoon. Zou de vermoeide zijn ziel met allerlei twijfels kwellen en zeggen: “Ik wil weten of het wel Gods wil is dat ik ga slapen”? Nee. Hij handelt als een schepsel met verstand en gaat ’s avonds naar bed. Hij is dankbaar voor de tijd van diepe rust die zijn kracht verfrist en zijn vitaliteit vernieuwt.
Doet u nu maar net zo. Rebelleer niet tegen Gods bedoelingen en ontken ze niet. Aan de andere kant, handel volgens de gegeven voorschriften en verblijd u over hen. Zij zijn uw gids. Vertrouw op de beloften. Dat is de manier waarop u ze zich toeeigent. En de duidelijke belofte klinkt vanaf de eeuwige troon: “Wie tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen.” Ga dus maar, en zie of Hij u uit zal werpen. Kom, zwarte zondaar, vuile zondaar, duivelse zondaar – kom, u die bevlekt bent met elke zonde. Kom en zie of Christus u zal verwerpen. Herinner u dat de tekst die u moet aanmoedigen vlak bij de tekst staat die u zou kunnen hinderen. Jezus zegt: “Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Want Ik ben uit de hemel nedergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil Desgenen Die Mij gezonden heeft.” Ik bid dat deze woorden velen mogen aanmoedigen om te komen.
En nogmaals, wees niet bang dat uw geloof in mislukking zal eindigen als u nu gelooft. Als u gelooft in Jezus Christus, dan zegt de tekst: “Dit is de wil des Vaders”, dat u “het eeuwige leven hebbe” en dat Hij u zal “opwekken ten uitersten dage”. Soms komt de gedachte op: “Nadat ik in Jezus heb geloofd, en al mijn hoop op Hem gesteld heb, zou ik uiteindelijk toch niet verloren gaan? Wordt er niet iets van mij verwacht waarin ik zal falen? Als ik op Hem bouw als de rots, zijn er toch niet nog andere stutten en steunberen nodig? En als ik daar niet voor zorg, zal ik dan uiteindelijk wel veilig zijn?” Wel, ik moet eerlijk toegeven dat als er nog iets anders nodig is als grond voor de hoop van een zondaar, behalve het bloed en de gerechtigheid van Jezus Christus, ik, die tot u preek, zeker moet omkomen. Want ik kan het gezang dat we vanmorgen zongen met heel mijn hart meezingen:
“Other refuge have I none.
Hangs my helpless soul on thee;
Leave, oh, leave me not alone.
Still support and comfort me.”
We verlangen ernaar overvloedig te zijn in goede werken. We verlangen ernaar iedere slechtheid te vernietigen, en alle kwaad en alle leugen te verzaken. Maar we kunnen niet op deze dingen vertrouwen. We kunnen dat niet mengen met het bloed en de gerechtigheid van Jezus Christus. Onze enige hoop ligt erin dat Jezus gestorven is, en dat God gezegd heeft: “Wie in Hem gelooft, heeft eeuwig leven, en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.”
Stel nou dat u in Hem zou geloven en er uiteindelijk achter zou komen dat u niet gered bent! Geliefden, die stelling kan geen moment overeind gehouden worden. Want er staat geschreven: “Het is de wil des Vaders.” Zal die wil gedwarsboomd worden? Er staat geschreven dat Hij Christus gezonden heeft. Is Christus tevergeefs gekomen? God moet ontrouw zijn aan al Zijn beloften, Hij moet Zijn eed breken en Zijn Zoon naar beneden halen voordat Hij kan toestaan dat een ziel de Zoon aanschouwt, in Hem gelooft en toch verloren gaat.
U bent echt veilig als u in Hem rust. Laat geen twijfel u verontrusten. Ga uw weg vol vrede en troost, en de Heere zij met u! Maar o, als u nog nooit in Jezus geloofd hebt, moge uw geest dan geen rust kennen totdat u gelooft! Moge u nooit tevreden zijn totdat u tot Hem de toevlucht hebt genomen, en bij Hem rust gevonden hebt! De Heere schenke u dat, om Zijns lieven Naams wil.
Amen.
(Deze preek is gehouden 15 juni 1873, in de Metropolitan Tabernacle, Newington.)