Christenen moeten niet geprezen worden voor het verwaarlozen van plichten onder het voorwendsel dat zij een verborgen omgang van gelukzaligheid met Jezus hebben: het is niet het zitten, maar het zitten aan Jezus’ voeten, dat prijzenswaardig is. Denk niet dat de werken op zichzelf een kwaad zijn: het is een grote zegen en een middel van genade voor ons. Zij die de meeste gemeenschap met Christus hebben, zijn geen kluizenaars of anachoreten, maar onvermoeibare arbeiders die voor Jezus zwoegen, en die in hun zwoegen Hem aan hun zijde hebben, zodat zij samen met God arbeiders zijn. Laten wij er dus aan denken, bij alles wat wij voor Jezus moeten doen, dat wij het kunnen en moeten doen in nauwe gemeenschap met Hem.